In een restaurant aan het IJ in Amsterdam ging ik even plassen. Ik roetsjte de trap af naar het souterrain waar ik in de schemer op de twee wc-deuren hetzelfde bordje zag. Ik trok de linkerdeur open en keek recht in het verschrikte gezicht van een veertiger die zijn handen stond te wassen en die zonder een tel nadenken zei: ‘Dit is van de mannen.’
Oh pardon, toch niet genderneutraal plassen hier.
Gelukkig maar, want ik heb het niet zo op genderneutrale wc’s. Ik vind het ongemakkelijk. Zoals laatst in het Amsterdam Museum; stond ik net met mijn neus tegen de spiegel te kijken of ik geen spinazie tussen mijn tanden had, kwam er opeens een vreemde vent uit een hok. Tijdens het handen wassen keek hij nieuwsgierig hoe ik mijn lippen stiftte. Zo direct dat ik dacht: zie je dit soms voor het eerst? Nooit een vriendin gehad en ga je nu de hele tijd genderneutraal plassen om de vrouw als soort te bestuderen?
Ongemakkelijk is het bovendien dat je op wc’s elkaar soms hoort klateren, en dat is met de dames onderling toch anders dan met onbekende mannen.
Ik snap toch al niet waarom gezamenlijk plassen voor de transgender in het algemeen zo bevorderlijk zou zijn, zoals de voorstanders van genderneutrale wc’s ons voorhouden: ‘Een genderneutraal toilet zou transgenders een plek bieden waar ze geen veroordelende blikken of opmerkingen krijgen. Bovendien vormt het een signaal van acceptatie’, zo lees ik op de site van de LHTB-belangengroep Erasmus.
Men wil af van hokjesdenken, een loffelijk streven. Maar te denken dat door gezamenlijk plassen en handen wassen een eind komt aan scheve blikken in de wc-spiegels?
Trouwens, er zijn ook transvrouwen die helemaal niet op een genderneutrale wc zitten te wachten. Die juist een wc willen bezoeken die past bij hun (nieuwe) positie. ‘Bovendien,’ zo onderbouwt een van hen dit standpunt op een forum, ‘heb ik geen zin om op een wc-bril te zitten die onder de urine zit.’
En zo is het maar net.
Want eigenlijk bestaat de genderneutrale wc al heel lang, namelijk in veel oude bruine kroegen. En we weten allemaal hoe goor het daar aan het einde van de avond kan zijn, nadat al die mannen daar op onvaste benen hebben staan spetteren.
Feit is dat de LHBT-gemeenschap ijzersterke lobby’s voert. Als we naar de cijfers kijken helemaal. In 2015, zo lees ik, ondergingen nog geen duizend mensen een geslachtsverandering. Daarbij voelen, naar het schijnt, honderdduizenden Nederlanders zich ambivalent over hun sekse, nog geen tien procent van de bevolking. Toch weten overheden, musea en universiteiten niet hoe hard ze moeten rennen om de deuren van wc’s van nieuwe stickers te voorzien. Wat ik zeg, dat is effectieve lobby. Dat doet de LHBT-community goed.
Daar kan de feministische lobby dus nog veel van leren. Die voert al veertig jaar actie voor zoiets simpels als meer openbare wc’s voor vrouwen. Vooralsnog vergeefs, terwijl toch de helft van de bevolking daar baat bij zou hebben.
Schoon en rustig plassen willen we immers allemaal, ook als we onderweg zijn, genderneutraal of niet.

Loes de Fauwe is journalist en oud-verslaggever van Het Parool. Ze publiceerde twee boeken, Kasba Holland (met Arthur van Amerongen) en Een moeilijke jeugd. Sinds Loes afscheid nam van de krant verheugt ze zich in haar bestaan als gepensioneerde. Zonder plichten, zonder wekker, maar nog steeds met een nieuwsgierige blik op de wereld.

Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.