Af en toe haal ik ze uit mijn bureaula. Het zijn drie overlijdensberichten – uit een nog grotere stapel – van de laatste jaren. Ja, je kunt wel zeggen dat het even een slagveld was in onze omgeving. Binnen een jaar verloren wij drie goede vrienden, twee na een akelig ziekbed, de derde stierf plotseling.
De kaarten met hun portretten stonden lang op de piano, alsof we ze zo bij ons konden houden.
Het kwam allemaal wat eerder dan ik zelf in de planning had. Altijd dacht ik: ziekte en de dood, die kunnen we verwachten na ons zeventigste levensjaar. Nog even vieren wij uitsluitend het feest van het leven.
Maar zo gaat het dus niet.
We herdachten de afgelopen maanden de sterfdagen van twee van die vrienden. En inmiddels is het ook alweer twee jaar geleden dat mijn grootste vriend van de krant dood ging.
De plotse tranen zijn er al lang niet meer, maar nog wel geregeld het gevoel dat er iets niet in orde is, omdat iets mist. Op de ene kaart zie ik een man van nog geen zestig, voorovergebogen met een geconcentreerde blik in gesprek met iemand die we op deze foto niet zien. Ik zie zijn fronsende wenkbrauwen en hoor zijn stem; het ongeduld als om de boel heen gedraaid wordt. Een scherp brein dat ik mis.
Als ik nu ook kijk naar die ander, zie ik een grijze krullenbol die in de avondzon de krant leest. Ik hoor zijn lach. Ik weet hoe de mond onder die grijze snor krulde, ik weet hoe de donkerbruine ogen achter het ronde montuur konden oplichten. Twinkelingen die je ook kon zien in de ogen van de derde vriend, op wiens kaart een geschilderd portret staat met zijn favoriete rode kater. Kleine glimlach om een binnenpretje, precies zoals die dan zijn mond plooide, waarbij de ronde wangen wat omhooggingen.
Ik mis de grapjes zoals je die alleen maakt met de mensen die je heel lang kent, vaak dezelfde thema’s, de grijns van herkenning, het niet kunnen laten.
Weemoed is een mooi woord.
Ik kan er met mijn verstand nog steeds niet bij dat ze weg zijn. Ik kan het niet uitstaan dat, en dat leren we nu, met de dood van een vriend of vriendin die je heel lang hebt gehad, ook een deel van jezelf verdwijnt. Gedeelde jaren waarin je leefde, werkte, een gezin kreeg, naar het café ging, feesten vierde en ouder werd, ook dat. Die gezamenlijke herinneringen zijn niet meer of nog maar beperkt te delen.
Het moment van die foto’s is allang opgegaan in een groter geheel van veel herinneringen die ik goed heb opgeborgen in mijn hoofd.
Maar tijd verstrijkt, en ik hoop maar dat die herinneringen allemaal mooi intact blijven.
Loes de Fauwe is journalist en oud-verslaggever van Het Parool. Ze publiceerde twee boeken, Kasba Holland (met Arthur van Amerongen) en Een moeilijke jeugd. Sinds Loes afscheid nam van de krant verheugt ze zich in haar bestaan als gepensioneerde. Zonder plichten, zonder wekker, maar nog steeds met een nieuwsgierige blik op de wereld.
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.