Schrijver en architect Elisabeth Elegeert kent de kracht van huizen. Zij weet dat niet alleen tijd, maar ook een ruimte mensen verandert. Zoals een heremietkreeft zich in een nieuwe schelp met een oud verleden nestelt, zo voegen mensen steeds nieuwe hoofdstukken toe aan het verhaal van een huis.
I. Het huizen
Hoe het begon: het slibzand was zo verzadigd dat een schelp er amper kon indringen, hij zou zo goed als zeker breken als een schoen erop trapte. Het strand was hard als gewapend beton door het terugtrekkende water na de vloed die dag dat de wulk aanspoelde, maar er waren niet veel joggers en hij werd bij toeval vermeden. Hun honden, los en wild in de wind happend, renden hem voorbij. De halfvolwassen meeuwenjongen die door hun ouders waren achtergelaten toen ze naar het zuiden trokken, hadden andere zorgen dan een lege schelp.
De wulk was grotendeels bedekt met zeerasp. Hij was rechtsgewonden zoals de meeste slakkenhuizen, en blauw verkleurd, wat betekent dat hij een tijd zonder zuurstof had doorgebracht in de bodem van de zee. Verkalkt fossiel. Pleistoceen. Een half miljoen, een miljoen jaar oud?
In de zak van mijn jas voelt mijn duim een kale plek in de ruwe zeerasp. Er heeft een heremietkreeft in gewoond.
Cum strideret fremitus belli
Inclytus agminis patrii dux
Rex Albertus hic substitit
VIII-VII kal. Septembr MCMXIV*
De koetsdoorgang had twee houten poorten en ze stonden die dag allebei tegelijkertijd open, een uur te vroeg. Eén massieve eiken poort aan de vest en een tweede poort aan de achtertuin, van hetzelfde formaat maar gedeeltelijk beglaasd, waar de zon haar laatste septemberwarmte naar binnen schoof.
Centraal in de doorgang was er een trap in travertijn die de vorm had van een halve cirkel, elke trede werd een kleinere witte boog. Op de zesde trede stond de burgemeester.
Hij zag zichzelf staan in de spiegel aan de overzijde op de muur. Goudomrand. Hij volgde de butler in het spiegelbeeld, die geruisloos en snel naar de diensttrap liep met een vergeten boender in de hand. De burgemeester snoof. Bijenwas en terpentijn. Zijn huis was klaar.
Maar toen de laatste lichten die nacht in de koetspoort gedoofd werden, hing er geen geur meer van boenwas. Het huis van de burgemeester rook naar tristesse en sigaren.
* Tijdens het gebrul van de oorlog
verbleef hier in dit huis
de troepenleider van het vaderland
Koning Albert I
van 7 tot 8 september 1914
II. Dood van de bouwers
De wulk schuifelde over de zeebodem op zoek naar wormen. Als hij genoeg gegeten had, kroop hij voor een tijdje in het zand. Wanneer het stormde werd hij vaak door de golven op het strand geworpen en moest hij wachten op de vloed. Hij leefde in de prehistorie, hebben zijn tentakel-ogen de mammoeten nog zien lopen op het zand?
Terwijl een jonge wulk rondkruipt en groeit, bouwt hij verder aan zijn schelp. De huid van deze slakkensoort maakt bij de mantelopening een kalkachtige substantie aan en ondertussen wentelt hij de schelp op zijn rug om en om. Zo ontstaat de typische helixvorm van een slakkenhuis, van klein en spits naar breed open gedraaid.
Deze wulk was rechtshandig, zoals de meesten onder ons. Mijn vinger volgt zijn groei, voelt de golvingen in het ribbenpatroon. Hier werkte hij sneller, hier traag en geconcentreerd. Wulken kunnen tot dertig jaar oud worden, maar dit exemplaar leefde niet zo lang. Werd hij aangeprikt door een voorhistorische zeevogel? Er zit een gat in zijn schelp.
Twee oorlogen heeft het huis van de burgemeester meegemaakt.
Tijdens de eerste oorlog had het een koning in bed te slapen gelegd, nadat hij vanop de toren zijn godsgruwelijke slagveld had gezien.
Tijdens de tweede oorlog kreeg het burgemeestershuis het weer moeilijk - soldaten stootten tegen de poort en kogels die mensen misten belandden in de muren - maar na vier jaar, op de dag van de bevrijding, geurde het eindelijk terug naar boenwas.
Opnieuw gingen de twee poorten in de koetsdoorgang open, één aan de vest en één aan de tuin waar de zon haar laatste septemberwarmte naar binnen schoof. Alles stond klaar voor de burgemeester die samen met de Engelse officieren terug zou komen van het stadhuis.
‘Leve de burgemeester!’
Maar de burgemeester lag dood in zijn kabinet.
Een huis dat in rouw is, sluit de luiken. Na een paar jaren stierf ook de echtgenote. De meubels werden afgedekt en de zoon die intussen kanunnik was geworden, trok zich terug in enkele kamers. Het huis hield zich stil, het liet zich niet meer zien aan de stad. Geen dansfeesten. Geen recepties, geen koning kwam nog op bezoek. In een van de vroegere meidenkamers maakte de kanunnik een kleine kapel, en toen stierf hij ook.
Een huis is een constructie, maar een huis is ook een gevoel dat gedeeld wordt. Er blijven sporen achter wanneer bewoners sterven. Een huis verandert terwijl het blijft staan.
Veertig jaar hielden de luiken aan de vest hun kamers donker, en toen werd het tijd voor nieuwe inwoners. Er werd een gele affiche op de eiken koetspoort geplakt. Er werd een bezoekdag georganiseerd, er kwam weer volk naar binnen.
De rolluiken, wil u die eens optrekken?
Het huis begon aan een nieuw avontuur.
III. Invasie van de heremietkreeften
Deze schelp is een goede investering, zal de heremietkreeft gedacht hebben toen ze de lege wulk zag liggen, en ze wurmde haar achterlijf erin. Heremietkreeften zijn weekdieren zonder bescherming en ze zijn, net zoals mensen en huizen, erg op lege wulkenschelpen gesteld. Hun lichaam is krom en past exact in de rechts gedraaide exemplaren, de links gedraaide kiezen ze niet. Ze leggen eitjes en bewaren ze achteraan in de helix tot de larven groot genoeg zijn om uit te zwermen.
En intussen zwerft de heremietkreeft met de wulkenschelp op haar rug over de zeebodem. Soms neemt ze een liftende poliep zeerasp mee, die een kolonie vormt op schelp. Een grijze korst. Op deze wulk zie je het sleepspoor waar de ruwe zeerasp weggesleten is door het traject in het zand.
Zonder heremietkreeft is een lege wulkenschelp volkomen weerloos en stroomt ze met het zeewater mee. Soms raakt ze voor honderden jaren bedolven in het zand en verkleurt blauw, soms komt ze boven en wordt weer ingenomen door een nieuwe heremietkreeft, tot ze weer omrolt in de golven en wegzinkt in het zand. Kijk naar deze prehistorische schelp, hoe lang zwerft die al rond in zee?
In het gebied dat wij nu de Noordzee noemen waren er meerdere ijstijden, en de natuur veranderde de kust voortdurend van vorm. Waar dobberde ze in de periode dat Engeland loskwam van Europa en een eiland werd? En toen het Nauw van Calais zesduizend jaar geleden ontstond? Had ze een bewoner bij zich toen de grote Sint Elisabethsvloed in 1404 door het water raasde? Was ze na die vreselijke stormnacht terug leeg of overleefde haar heremietkreeft?
Eeuwenlang rolden de golven. Als het in Engeland laag water was, werd het bij ons hoog water, en waar de zeebodem omhoogloopt bij de kust ontstaat er branding, en de schelp buitelde maar verder. Tot het vandaag hoogtij werd, het water zich terugtrok en de wulk bleef liggen op het strand van het Zwin. Ze werd niet vertrapt door de schoen van een jogger, niet aangevallen door een hond of een hongerig krijsend meeuwenjong. Ze ligt hier in mijn hand. Een kleine blauwe tijdscapsule.
Dit huis is een goede investering, dachten wij toen we de gele affiche zagen hangen op de koetspoort.
In die periode waren niet veel mensen geïnteresseerd in een verkommerde burgemeesterswoning, en we trokken erin. ‘Wat heb je nu gekocht?’ riep mijn moeder, maar we waren jong en architect en overmoedig. Drie kinderen brachten we groot diep in het huis, tot ze klaar waren om uit te zwermen. We hielden er een architectenbureau waar dromen concepten werden en realiteiten gebouwd. Intussen paste het huis zich aan ons gezin aan: er kwam een erkertje bij de achtergevel, zo groot als één zetel waar de zon kwam spelen met de poes. De ronde trap met de zes treden kreeg een nieuwe leuning, en er staat nu een tafel vol varens onder de goudomrande spiegel. De gedenkplaat hangt er nog, van die nacht toen de koning kwam slapen nadat hij vanop de toren van de kathedraal het moorden had gezien. Er hangt ook een gedenksteen voor de overleden burgemeester, geschonken door de Stad na de tweede oorlog. En het huis ruikt terug naar boenwas. In het grote salon, net boven de lambrisering, hangt er nu op de muren rondom, een ritme van tientallen dezelfde kale hoofdjes die we afgegoten hebben in gips. Een bas-reliëf als een verslag, met kleine witte replica’s van alle heremietkreeften die ooit in de wereld van dit huis, gewoond hebben en nog zullen wonen.
IV. Samen rond de tafel
De wulk, vandaag gevonden in het Zwin, tussen de 465.000 en 2,59 miljoen jaar oud. Het huis van de burgemeester, 114 jaar geleden gebouwd. De tafel in zijn salon waarop de schelp ligt. Wij die rond de tafel zitten.
Over sporen wou ik het hebben. Over wonen in schelpen. Over de wijnvlekken van de burgemeester op het parket. Over onze verbouwing. Over de dans van twee naaktslakken vorige nacht op ons terras en de slijmsporen die ze achterlieten. Over resten van intimiteit. Wat is een huis? Een rustplaats, veilig weggedoken voor even? Of een avontuur dat telkens herbegint?
Dit essay kwam tot stand met steun van De Nieuwe Garde.
Elisabeth Elegeert won een aantal prijzen zoals de verhalenwedstrijd op de Antwerpse boekenbeurs, de Canvas-televisieprijs, de reisverhalenwedstrijd van de krant De Standaard. Haar debuut Werfverslagen wordt binnenkort gepubliceerd bij uitgeverij Karaat. Op haar instagramaccount @fictionfollowsform vind je nog teksten.
Lucia Lenders (1995) is illustrator. In haar atelier in Rotterdam knipt, plakt, tekent en schildert ze mensen, dieren, dingen en plekken.