Dit stuk werd door Iduna voorgelezen tijdens de SPUI25-bijeenkomst Op zoek naar het geheim van de column op woensdag 11 september 2019.
Bijna drie jaar geleden werd ik door de toenmalige hoofdredactrice van Hard//hoofd, Simone Peek, gevraagd of ik tweewekelijks een column wilde schrijven. Ik zei meteen ja.
Hoewel ik het maken van deze column naast mijn werk als docent en het schrijven aan mijn poëziedebuut geweldig en leerzaam vind en fantaseer over een eigen plek in een dag- of weekblad, deel ik de verwarde gevoelens die veel mensen bij het genre ‘column’ hebben.
Columns zijn moeilijk te doorgronden fenomenen.
Om na te gaan waarom ik dat vind, en in de hoop dit stuk met een verlichtende gedachte te eindigen (want is dat niet het streven van iedere column?), ga ik even terug naar mijn studietijd, die zo’n vijf jaar geleden eindigde.
Tijdens mijn studies Duits en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam had ik veel moeite met het schrijven van essays. Dat kwam, denk ik, omdat binnen de geesteswetenschappen het essay werd bejubeld als de plek waar de wetenschappelijke feitendichtheid even mocht wijken voor persoonlijke interpretatie, maar de persoonlijke interpretatie wel onderbouwd diende te worden met wetenschappelijke feitendichtheid.
Een prachtcombi, waar docenten te pas en te onpas hun huiswerkopdrachten mee vulden. Snap je het werk van Kafka niet? Nou kind, dan schrijf je er toch een éssay over? Dan ga je het pas echt doorvoelen!
Ik raakte ervan in de war.
Ik had namelijk in het eerste studiejaar juist geleerd dat wetenschap en gevoel weliswaar vrienden waren, maar wel héél ver bij elkaar vandaan woonden. Sterker nog: tijdens het introductievak had de ferme Duitse hoofddocent bij het bespreken van de eerste teksten nog door de collegezaal geroepen: 'Wir streichen das Ich!’, wat zoveel betekent als ‘We schrappen het ik!’
Maar veel medestudenten waren waanzinnig geïnspireerd door de mogelijkheden van het essay. Ze schreven vlammende stukken over Schiller, de DDR, maar ook over hun kamerplanten en de relatie met hun moeder. En de beste essays, benadrukten onze docenten, waren de stukken waarin al die thema’s samenkwamen, over elkaar struikelden en elkaar dan weer overeind hielpen.
Ik raakte kortom extreem onzeker van al die vrijheid. Mag ik dit voorbeeld uit mijn eigen leven nu aan het werk van Kafka linken? Is mijn persoonlijke mening over kunst vlak na de Tweede Wereldoorlog daadwerkelijk relevant als ik de korte verhalen uit die tijd bespreek? Heeft de relatie met mijn moeder in een bepaalde context wetenschappelijke of maatschappelijke waarde?
Ja – bleek het antwoord. Het duurde tot ver na mijn afstuderen dat ik dat geloofde. En wat had ik nodig om tot dat geloof te komen?
JUIST. De column.
Toen ik aan Simone Peek vroeg wat ze precies voor ogen had bij een column, zei ze: ‘Gewoon, leuke verhaaltjes, over jezelf en de wereld.’ Dat vond ik een moeilijke uitspraak omdat ik me tot dit moment van schrijven niet goed herinner of ze ‘over jezelf en de wereld’ of ‘over de wereld en jezelf’ zei. Ik vind die volgorde nogal belangrijk, omdat de grootste onzekerheid bij het schrijven van een column voor mij bestaat uit de angst mezelf als centrum van de wereld te beschouwen.
‘Mini-essays dus,’ zei ik tegen Simone.
‘Noem het zoals je wilt,’ zei zij.
Toch bracht de onduidelijkheid van de column mij wél verlichting. Het mag over jezelf gaan, nee, het móet over jezelf gaan. Op dezelfde manier dat het over de wereld mag en moet gaan. Of het tijdloos moet zijn? Universeel? Of al die dagelijksheid een eeuwigheidswaarde moet hebben? Of je er de helft bij mag verzinnen en dan toch kunt doen alsof het direct uit het leven gegrepen is? Het leek allemaal minder van belang.
Toen ik als jonge student de schrijfster Charlotte Mutsaers eens hoorde verkondigen dat ze kotsbeu werd van alle literatuur die maar herkenbaar was, was ik een tijd als de dood herkenbare stukken te schrijven. Sinds de column in mijn leven is ben ik ook daar niet meer bang voor.
De column, kortom, is een remedie tegen alles.
Als ik nog studeerde, had ik er een essay over geschreven.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Aida de Jong Aida de Jong (1995) is een illustrator en poppenmaker wonend in Utrecht. In haar werk zoekt ze vaak thema's die haar beangstigen, om er vervolgens met een nieuwe blik naar te kijken.