De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. In tegenstelling tot Ella Kuijpers ziet Gatool Katawazi er wél het belang van in om voorkeur te geven aan de sollicitant die de diversiteit binnen een organisatie versterkt.
Afgelopen zomer schreef Ella Kuijpers een Hard//talk waarin zij pleit tegen positieve discriminatie in sollicitatieprocedures. Juist het benoemen van een voorkeur aan een ondergewaardeerde groep zou discriminatie bevestigen, aldus Kuijpers. Hoewel ze een paar terechte punten noemt, presenteer ik graag een tegengeluid. Positieve discriminatie is namelijk noodzakelijk om (onbewuste) discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan.
Bij het kiezen voor de juiste kandidaat tijdens een sollicitatieprocedure mag de identiteit van die ondervertegenwoordigde groep echter geen rol spelen.
Dat werkgevers naar meer kijken dan alleen de capaciteiten en kennis van een sollicitant is niet iets nieuws. Zo bleek in 2017 nog dat een witte Nederlandse sollicitant met een strafblad meer kans maakt om aangenomen te worden dan een Nederlandse sollicitant met een Arabische naam zonder strafblad. Ook bleek uit een onderzoek in 2018 dat bijna de helft van alle uitzendbureaus meewerkt aan discrimineren op de arbeidsmarkt. Hoewel deze twee voorbeelden zich alleen richten op het verschil tussen witte Nederlanders en Nederlanders van kleur, wordt hier wel aangetoond dat groepen in de samenleving structureel worden gediscrimineerd op de arbeidsmarkt. Dat je de tekst ‘bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur uit naar de kandidaat die de diversiteit binnen het team versterkt’ tegenwoordig vaker tegenkomt is dus niet omdat werkgevers tegenwoordig meer focussen op andere kenmerken van een sollicitant naast de capaciteiten en kennis. Dat betekent juist dat werkgevers zich er bewust van zijn dat dit tot nu toe (en nu nog steeds) onrechtvaardig wordt gedaan, waarbij bepaalde groepen in de samenleving minder kansen hebben dan anderen.
Bovendien is positieve discriminatie bij vacatureteksten een erkenning van het eigen falen. Blijkbaar is er behoefte aan diversiteit, omdat die er nog niet is of niet in optimale vorm.
Daarmee ondermijn je de kwaliteiten van een sollicitant niet, dat is zo mooi aan het gebruik van de woorden “gelijke geschiktheid”.
Juist het erkennen van het eigen falen is zo belangrijk. Veel bedrijven en instellingen zijn nog steeds geen goede afspiegeling van de samenleving. Het aantal vrouwen in de top van de grote bedrijven stijgt, maar nog maar een op de vijf topbestuurders van de grootste 500 bedrijven is een vrouw. En terwijl altijd werd gezegd dat vrouwen er wel zouden komen als ook vrouwen hogere opleidingen zouden volgen en ook vrouwen fulltime zouden gaan werken, blijkt dat dit niet vanzelf gaat. Maatregelen zoals positieve discriminatie zijn wel degelijk nodig. Daarmee ondermijn je de kwaliteiten van een sollicitant niet, dat is zo mooi aan het gebruik van de woorden “gelijke geschiktheid”.
De kenmerken die een persoon maken tot een stimulans van ‘diversiteit’, zoals een niet-Nederlandse afkomst, worden namelijk bepaald en benoemd. Dat is schadelijk, want het benoemen van verschillen is de basis van discriminatie.
Dit doet me denken aan bekende leuzen, zoals: “ik zie geen kleur”. Want verschil in kleur wordt gemaakt. Ik zie dat dus niet als schadelijk, maar als realistisch. En juist met behulp van positieve discriminatie kunnen ondervertegenwoordigde groepen zich ook geroepen voelen om te solliciteren. We hebben positieve discriminatie dus (tijdelijk) nodig als oplossing om de werkvloeren diverser te maken. In 2017 schreef Ella zelf dat in een ideale wereld quota en regels om een samenleving zo gelijk mogelijk te maken niet nodig zijn. In die ideale wereld leven we nog niet en om daar te komen moeten we dit soort maatregelen omarmen.
Gatool Katawazi (1994) woont en werkt in Amsterdam. Ze vermaakt zich met kunst en cultuur en schrijft graag over maatschappelijke kwesties.
Kasper Tinus (1991) is een storyteller, beeldmaker maar misschien nog wel belangrijker een mens. In zijn werk is hij op zoek naar een combinatie tussen fantasie en realiteit. Hiervoor maakt hij referenties naar kunstgeschiedenis en de straatcultuur van zijn thuishaven Rotterdam.