De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Ella Kuijpers vindt dat we discriminatie op de arbeidsmarkt moeten bestrijden, maar niet door meer regelgeving.
Volgens Femke Halsema is identiteitspolitiek een negatieve trend. Wat ze in haar essay voor De Groene Amsterdammer terecht opmerkt is dat het benadrukken van verschillen niet per se leidt tot meer gelijkheid. Ter illustratie citeert ze Amerikaanse schrijver Ta-Nehisi Coates: ‘we should seek not a world where the black race and the white race live in harmony, but a world in which the terms black and white have no real political meaning’.
Maar als de identiteitspolitiek voortkomt uit een gevoel van ongelijkheid, hoe kan dat gevoel dan weggenomen worden? Hoe zorgen we voor meer gelijkheid? Een oplossing voor ongelijkheid die vaker gebruikt lijkt te worden is door het simpelweg te berekenen. We zijn blij als een verdeling tussen vrouwen en mannen, zwart en wit, jong en oud (en ga zo maar door) 50/50 is. We noemen het ‘positieve discriminatie’ als we met vacatures zoeken naar werknemers met een bepaald geslacht om de verdeling netjes te houden of we maken simpelweg een rekensommetje om te kijken hoe we er voor staan. Zo calculeerde Cécile Narinx, hoofdredacteur van Harper’s Bazaar, voor een item bij Pauw over gelijkheid in de modellenwereld dat 4 van haar 12 covermodellen in 2016 ‘niet-blank’ waren, dus dat er een stap in de juiste richting werd gezet: in de toekomst blijft ze streven naar meer diversiteit in het blad. Toch vind ik het berekenen van gelijkheid een te simpele manier van probleemoplossing.
Net zo vreemd vind ik soms het institutionaliseren van gelijkheid, waarbij we een gelijke samenleving met regels en wetten waarborgen. Dit werd me duidelijk toen ik in april de Stemwijzer invulde. Bij stelling 3 ‘Anoniem solliciteren’ werd me gevraagd of ik het eens was met de invoering van de wet die anoniem solliciteren bij de overheid en openbare instellingen verplicht, om daarmee discriminatie op basis van naam te voorkomen. Ik klikte op ‘oneens’ en bij de uitslag verschilde mijn antwoord van dat van mijn favoriete partijen. Ik had een discussie met mijn zus toen ik vertelde waarom deze stelling me zo verbaasde. Ze begreep niet waarom ik tegen een oplossing was die het probleem zou verminderen. De groep die zich benadeeld voelde had nota bene zelf om deze wet gevraagd!
Hoe kon het dat ik over zo’n belangrijk punt zo anders dacht? Ik denk dat deze aanpak het probleem van ongelijkheid en ongewenste discriminatie niet oplost. Door anoniem solliciteren te verplichten, maken we werkgevers onbevoegd om discriminatie op basis van naam te praktiseren. Dat voorkomt echter niet dat dit buiten die regel om nog wel kan gebeuren. Als iemand discrimineert stop je die intrinsieke neiging daartoe niet door hem of haar één regel op te leggen. Het voelde voor mij de omgekeerde wereld, waarin goed gedrag wordt afgedwongen door restricties op te leggen. zodat we niet anders kúnnen handelen. Een regel of een rekensom uitvoeren kunnen we allemaal, maar hoe behoeden we ons écht van discriminatie?
Misschien is mijn manier van denken idealistisch, maar laten we discriminatie niet bestrijden met regeltjes maar met meer empathie. Het opleggen van quota en regels om een samenleving zo gelijk mogelijk te maken haalt de kern van het discriminatieprobleem niet weg. In de ideale wereld, waar ik mijn hoop toch op blijf vestigen, hebben we deze regels en sommen niet nodig. Aan die wereld moeten we werken en niet aan een samenleving waarin we elk ongewenst gedrag uitbannen door alles dicht te timmeren met regels.
Beeld: Wikipedia Commons