De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Herhaaldelijke pogingen om de Nederlandse culturele sector diverser te maken blijven steken in goedbedoelde projecten die het probleem niet oplossen, maar juist bevestigen, stelt Gatool Katawazi. Wanneer worden mensen van kleur nu eens écht in de dialoog betrokken?
Toen ik een paar weken geleden een beleidssessie van de wethouder van cultuur in Amsterdam bijwoonde, besefte ik voor het eerst goed hoe onveranderlijk wit de Nederlandse gesubsidieerde cultuursector nog altijd is. Het voortbestaan van die witte cultuursector wordt mede gestimuleerd door de gesprekken die gevoerd worden over dat onderwerp. Gesprekken waarin de aanwezigen hoogstwaarschijnlijk de juiste intenties hebben. Terwijl er om me heen werd gezocht naar oorzaken en oplossingen voor het diversiteitsprobleem, was het alsof ik door de bril van een ander naar mezelf keek. En het uitzicht door die bril klopte niet met de werkelijkheid. Meer dan tachtig procent van de aanwezigen was wit. Witte mensen die met witte mensen praten over inclusiviteit, een onderwerp waar mensen van kleur over mee horen te praten, iets wat ze ook echt wel bereid zijn te doen. Er is sprake van een passieve cirkelredenatie: het valse idee bestaat dat deze mensen bijdragen aan meer diversiteit en inclusiviteit, terwijl het probleem juist in deze gesprekken wordt bestendigd.
Alsof de cultuursector inclusiever wordt als grote culturele instellingen een paar mensen van kleur aannemen.
Terwijl de Boekmanstichting een oprechte poging heeft gedaan om het onderwerp inclusiviteit in de cultuursector te beschrijven, maakte ook zij dezelfde fout. Van de 25 auteurs die hebben bijgedragen aan hun publicatie in 2018 waren slechts twee Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond. Uit deze gesprekken waarin mensen met een niet-westerse migratieachtergrond worden uitgesloten komen beperkte en eenzijdige ideeën voort, doordat echte ervaringen niet aan bod komen, terwijl echte ervaringen juist complex zijn.
Sectorbreed klampt men zich vast aan kortzichtige oplossingen, zoals het diverser maken van de vier p’s: het personeel, programma, publiek en de partners. Het geloof bestaat dat als culturele instellingen de vier p’s zouden aanpassen, de cultuursector vanzelf inclusiever zou worden. Alsof de cultuursector inclusiever wordt als grote culturele instellingen een paar mensen van kleur aannemen of een keer een Turkse voorstelling programmeren, en alsof dit ervoor zou zorgen dat iedereen in de sector vervolgens gelijk is. Want gelijk zijn we niet en wie stelt dat we dat wel zijn, ontkent bestaande machtsstructuren. Door gesprekken over inclusiviteit aan te gaan met alleen witte mensen, worden de huidige machtsstructuren in stand gehouden en zal echte gelijkheid nog lang wegblijven.
Gatool Katawazi (1994) woont en werkt in Amsterdam. Ze vermaakt zich met kunst en cultuur en schrijft graag over maatschappelijke kwesties.
Kasper Tinus (1991) is een storyteller, beeldmaker maar misschien nog wel belangrijker een mens. In zijn werk is hij op zoek naar een combinatie tussen fantasie en realiteit. Hiervoor maakt hij referenties naar kunstgeschiedenis en de straatcultuur van zijn thuishaven Rotterdam.