Waarschijnlijk is het iedereen wel opgevallen. Wanneer de basisschool uitgaat, staat het schoolplein vol opa’s en oma’s. Ook als je overdag door de straten fietst, zie je overal grootouders achter buggy’s en op speelplaatsen. Moeders zie je nauwelijks, die zijn allemaal aan het werk. Persoonlijk vind ik het normaal dat er wordt gewerkt, want ook een vrouw dient in principe in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. Maar dat nu al die werkende vrouwen moeten worden gefaciliteerd door hun eigen moeders, die hun bijdrage aan de zorg voor kinderen inmiddels wel hebben geleverd, daar sta ik toch van te kijken. Alsof er geen crèches zijn, alsof de kleine het tussen leeftijdsgenoten op het kinderdagverblijf niet goed zou hebben.
Het lijkt tegenwoordig vanzelfsprekend dat grootouders op hun kleinkinderen passen. De kleine wordt ’s morgens vroeg afgezet en pas na het avondeten – er wordt vaak ook gekookt voor het jonge gezin – is het vertrek. En dat soms meerdere dagen in de week, want sommige oma’s helpen twee gezinnen. ‘Na zo’n dag ben ik wel gesloopt hoor. Nee, dat ging in onze tijd niet zo, maar ja,’ zeggen ze dan, ‘ik bouw wel een heel goede band met mijn kleinkinderen op.’ Bovendien, zo is vaak het verhaal, is opvang erg duur en willen de jonge ouders ook dat huis, de vakanties, de auto, vul maar in, alles wat veel geld kost. Dan zeg ik: ‘Als je kinderen neemt, kost dat geld. Dat is dan toch je eigen verantwoordelijkheid?’
Dat wordt mij niet in dank afgenomen. Hardvochtig is het, egoïstisch zelfs.
Maar het broeit onder de grootmoeders, niet iedereen is blij met de vanzelfsprekendheid waarmee oppastaken bij grootouders worden neergelegd. Ik heb vriendinnen die, het ging niet gemakkelijk, zeggen: ‘Nee ik doe geen vaste dag, hou mij maar voor de nood en de ziek en zeer’, wat sowieso al geregeld het geval is. Gelijk hebben ze. Waarom zou je je, als je net weer vrijheid hebt, opnieuw zo vastleggen?
Laatst deed zich op een verjaarsborrel een scheiding der geesten voor die scherpe kantjes kreeg. Een van de oma’s, iemand die normaal gesproken vol zou meedraaien in het sociale verkeer, al was het maar om even stoom af te blazen over de mantelzorg voor haar eigen oude ouders, zat daar aan tafel met een kleinkind op schoot. Haar dochter was ‘nog even de stad in’. Het heeft te maken met loyaliteit. Kom daar maar eens tussen. ‘Wacht maar,’ hoor ik dan, ‘wacht maar tot je zelf een kleinkind hebt, je wordt gewoon verliefd.’ Daaraan twijfel ik geen moment, ik ben dol op kinderen en ik weet zeker dat als ik nog eens een kleinkind krijg ik het rauw zal willen opvreten en met plezier zal oppassen. Maar die vaste oppasdagen, dat toch niet.
De stemming keert. Met liefde heeft dat niets te maken, de harten van oma’s en opa’s zitten vol liefde, maar ik denk dat hun zorgtaken nu wel zijn volbracht.
***
Dit was de laatste column van Loes de Fauwe op deze plek. De redactie dankt haar voor de wijze woorden waar ze ons — overwegend jonge, rusteloze zielen zonder vooruitzicht op een pensioen — een jaar lang op getrakteerd heeft. Hierbij een kort afscheidsbericht van onze scheidend pensioencolumist:
'Een jaar lang mocht ik op deze mooie plek berichten over wat mij bezighoudt. Dat houdt nu op. Ik deed het met plezier en als u met hetzelfde plezier hebt gelezen, dan is het goed. Ik wens u een mooie kerst en een gelukkig 2018.'
Loes de Fauwe is journalist en oud-verslaggever van Het Parool. Ze publiceerde twee boeken, Kasba Holland (met Arthur van Amerongen) en Een moeilijke jeugd. Sinds Loes afscheid nam van de krant verheugt ze zich in haar bestaan als gepensioneerde. Zonder plichten, zonder wekker, maar nog steeds met een nieuwsgierige blik op de wereld.
Daphne Prochowski is een illustrator uit Groningen. Haar werk is te omschrijven als kleurrijk en verhalend.