Veel mensen die alles al hebben maken tegenwoordig een speciaal Sinterklaaslijstje waarop hun ultieme wensen staan: de zogenaamde bucket-list. Ik kan het b-woord niet meer horen. Voor mij staat het, uitzonderingen daargelaten, voor alle stress, wedijver, onvrede en hebzucht die de rijke westerling teisteren. Kinderen van tien hebben al een b-lijst. Tien! Gek word ik ervan.
Dat wil niet zeggen dat ik zelf geen emmerlijst heb. Een kleintje maar, want ik ben al oud en de toverfee schiet mij niet meer te hulp. Dat zou ze ook niet kunnen, want mijn lijstje gaat over wie, wat en hoe ik wil zijn in het beetje tijd dat mij nog rest.
Zo wil ik bijvoorbeeld iemand zijn die haar beperkingen kent en niet meer zo snel oordeelt. Iemand die twijfelend weet, glimlachend vreest, aarzelend berust. Oordelen hoort bij jong zijn en jezelf nog niet kennen. Dan mag het. Zoals die keer dat we voor het eerst in Italië waren.
Halverwege de twintig waren we, mijn reisvriendinnen en ik. Ter hoogte van Florence begon onze auto te haperen - gauw een hotelletje gezocht voor de nacht. De hotelbaas wilde wel een garage bellen. Maar na drie belletjes verschenen er even zoveel jonge mannen die zich, terwijl wij in de hoteltuin aan de wijn zaten, met verhitte hoofden onder onze motorkap bogen en luid vloekend een spoedoperatie uitvoerden. Kosten? Geen, behalve dat wij min of meer werden gedwongen in hun bolide te stappen om hen tot diep in de nacht te vermaken.
Daarna beweerde ik nog jarenlang: ‘Italianen? Een stelletje ritselaars zijn het. Ze doen alles voor je, maar het is puur eigenbelang.’ Je bent jong en je roept wat. Wat maakt het uit.
Kort voor mijn zestigste was ik er voor mijn werk weer eens terug. In een kleurrijk restaurant aan de haven bestelde ik de lokale visspecialiteit die, zodra hij was geserveerd, een misselijkmakende geur verspreidde. Met enige schroom waagde ik het de dienstdoende ober erop te wijzen. Hij haalde zijn schouders op, keerde zich om en stuurde iemand anders op mij af – iemand die even later briesend naast mijn tafeltje stond, in één hand een grote schaal torsend met daarop een vrijwel complete vis, met de andere hand tegen zijn voorhoofd slaand.
'Fresco, fresco!' bulderde hij over het terras, waarbij hij de schaal vervaarlijk dicht onder mijn neus hield. Iedereen keek toe en hield de adem in. Hoe zou dit varkentje zich laten wassen? Dit varkentje hield zich groot, haalde diep adem en vroeg om de rekening.
Terug naar mijn emmertje. Dat ik nu dus niet schrijf: het zijn gewoon hufters, die Italianen. En dat ik het liever ook niet denk. Misschien heb ik geen verstand van vis. Ik eet het vrijwel nooit, ik hou er niet van. Ook niet van verse.

Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.

Reinout Dijkstra is illustrator uit Zwolle. Hij maakt tekeningen, schilderingen, foto's en soms ook nog een klein tekstje. Zijn werk is geaard in zijn eigen ervaringen, hij geniet van dingen als lichtval, kleur en is niet vies van een grapje.