Mijn vriend kan zich overal over opwinden, hij staat de hele dag aan. Ik heb dat minder, veel minder, wat erg bevorderlijk is voor de rust en harmonie in onze relatie. Waar ik het woeden der gehele wereld in machteloos stilzwijgen onderga, kan hij in passievolle tirades ontbranden zodra het woord milieu, misbruik of klimaat is gevallen. Ook namen als Trump, Baudet en Poetin stoken zijn vuurtje op, om nog maar te zwijgen van instituties als het Vaticaan en de hele Roomse Kerk.
Door die permanente betrokkenheid bij het universum is hij ongetwijfeld een beter mens dan ik. Maar van vergelijken word je ongelukkig, dus beperk ik mij tot de stelling: omdat ik van hem houd, kan ik zelf ook niet echt slecht zijn.
Bovendien lig ik heus wel eens ergens wakker van, al zijn het geen wereldschokkende kwesties. Zoals laatst, toen er een grote kippenschuur was afgebrand, met tienduizenden verkoolde kippenlijkjes tot gevolg. Deze keer was het in Nijkerk, maar de maand ervoor was het ergens in Groningen en drie maanden eerder in Renswoude. Houdt het dan nooit op? Neen, het houdt nooit op en zolang het niet ophoudt, blijf ik ze voor me zien, die zwartgeblakerde kippetjes.
Daarbij vallen tenminste nog doden, maar soms is het echt non-nieuws waarover ik maar blijf doormalen; klein leed dat geen enkele krant haalt. Dan heb ik bijvoorbeeld een stokoude vrouw in nachtgewaad gezien, die de man aan haar voordeur – een medicijnbezorger? - bijna smekend vroeg: “Wilt u écht geen kopje thee? Kom toch gezellig even binnen!” Of ik zag een baby met Down in een kinderwagen, en een moeder die hem duwde. Of een kat met een gezwel op zijn kop, een zwerver met twee vuilniszakken op zijn fiets of een mens, liggend op straat achter een scherm, terwijl ambulancebroeders vergeefs op zijn borstkas pompten.
Ben ik dan te afgestompt voor het grote en vele, en kan alleen kleinschalig verdriet mijn hart nog beroeren? Omdat ik dat kan behappen? Maar als ik het kan behappen, waarom ontlokt zelfs het kleine me dan geen kolkende woordenstroom of driftige aandrang tot daden? Soms lijkt het of ik het leven wakend droom. Alsof wat ik zie en hoor wel binnenkomt, maar ergens halverwege de slokdarm blijft steken. Zo kom ik nooit aan verteren toe. Help! Is er een dokter in de zaal? Neen, en mijn psychiater is ook al dood. Ik zal ermee moeten leven.
Nieuws waar ik dan juist weer van opkikker, is het radiobericht dat ik vanmorgen hoorde. Er werd gewaarschuwd voor nepmails waarin wordt gebedeld om geld voor een goed doel. Deze mails, aldus de nieuwslezer, waren te herkennen aan gebrekkige zinnetjes als ‘Hoe ben je?’ in plaats van ‘Hoe gaat het met je?’ Hoe ben je! Ach, als we elkaar in het dagelijks verkeer toch eens massaal deze vraag gingen stellen! Als we niet meer wilden horen hoe het gáát, maar hoe we er innerlijk aan toe zijn. Hoe ben je? Ik ben eenzaam. Ik ben ongelukkig. Ik ben verliefd. Ik ben bang. Het lijkt me dé manier om het kleine leed in de wereld te verzachten.
Trudy Kunz werd in de jaren tachtig en negentig bekend door haar werk voor Libelle en Marie Claire. Voor Plus Magazine was zij bijna vijftien jaar columniste. Zij publiceerde meerdere interviewbundels en in 2013 verscheen haar eerste roman, Kroniek van een bange liefde. Als pensionado zonder pensioen verdeelt zij haar tijd, net als daarvoor, tussen schrijven, schilderen en ander (on)nuttigs.
Rosanne van Leusden is illustrator, wonend en werkend in Amsterdam.