Of we voor de linkse of de rechtse demonstratie komen, wil hij weten. De agent heeft vuistdikke revolvers aan zijn heupen hangen en kijkt ons intimiderend aan. Nou?
Ik kijk hem vol onbegrip aan. ‘WELKE DEMO?’ vraagt hij nog een keer.
Ik zeg dat wij van geen demo’s weten, dat we alleen maar een beetje aan het spazieren zijn. Ik bekijk hem nog eens goed, hij heeft kinderwangen, geen baard. Deze Duitse agent is nauwelijks ouder dan twintig.
Ik ben met mijn vriend op workation in Grimma, een klein stadje in het voormalige Oost-Duitsland. Hier is alles precies mooi en saai genoeg voor de combinatie werk en vakantierust. Behalve dat Grimma eens in de tien jaar overstroomd wordt door de rivier de Mulde is er weinig aan de hand; een Biergarten, een REWE-supermarkt zo groot als een voetbalveld, veel bos, een paar jongens op crossfietsjes, een verlaten strandje. Geen onverwachte happenings, buiten ons geen enkele toerist.
Maar als de agent ons door de dranghekken heeft gelaten (‘wees voorzichtig’), ziet het er minder uitgestorven uit. Mensen marcheren met spandoeken door de straten, er is geschreeuw, muziek, iemand die een toespraak houdt, ballonnen, kinderen die met waterpistolen tussen volwassen benen door schieten. We vragen een vrouw wat dit is. Aan de ene kant van het centrale plein treedt Björn Höcke op, vertelt ze, fractievoorzitter van de rechts-populistische partij Alternative für Deutschland. Aan de andere kant houden leden van de democratisch-socialistische partij Die Linke een zomerfeest. Dat botst. Er wordt rekening gehouden met felle Krawalle, zegt ze; rellen.
Dus dit zijn nou neonazi’s, denk ik terwijl we een groepje kale boze mannen passeren. Deze mensen hebben tatoeages van hakenkruizen onder hun hemd. Nee, denk ik daarna, ik profileer te snel, misschien zijn het wel heel aardige jongens.
‘Zullen we hier weg?’ vraagt mijn vriend.
‘Nazi! Nazi! Nazi!’ roepen drie kinderen naast ons. Ze horen bij ouders die meelopen in de linkse demo. Ik wenk mijn vriend, ik wil juist nog even blijven.
Terwijl we naar de mensen en de spandoeken kijken, probeer ik de grimmige sfeer in me op te nemen. De zonnige liters bier en de kwade gezichten. De schattige vakwerkhuizen en de totale verdeeldheid op het plein ervoor. Ik denk aan vorige zomer, toen in Chemnitz, een stad hier vlakbij, hooligans en rechtsextremisten ‘klopjachten’ ondernamen op migranten en politieagenten. Het vakantiegedicht Omdat je zo aandringt van Anneke Claus komt in me op. ‘De ogenschijnlijk lieflijke Spaanse natuur,’ schrijft ze, ‘bezat een boosaardige kracht. Als je even niet oplette, kwam alles in opstand.’
Dezelfde dreiging voel ik nu. Ik ken Duitsland als een goed georganiseerd en hip land, de woede van hier voelt bijna als verraad. Zelfs de Duitse kinderen, die tot de beleefdste ter wereld behoren, lijken hun onschuld te verliezen.
Naast ons begint een spreekkoor. Wij zijn het volk! klinkt schel door de straat.
‘Ik wil eigenlijk wel echt weg,’ zegt mijn vriend. Hij ziet een beetje bleek.
Ik knik, we wandelen het centrum uit en spazieren langs de zwijgende Mulde terug naar ons vakantieadres. Daar is alles nog steeds mooi, en stil, en precies saai genoeg.
Iduna Paalman (1991) is Hard//hoofdcolumnist. Haar poëzie en korte verhalen verschenen o.a. in De Gids, Revisor, Het Liegend Konijn en NRC Handelsblad. Ook schrijft ze voor het toneel en werkt ze als docent. In 2016 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Bij uitgeverij Querido werkt ze aan haar poëziedebuut. // iduna@hardhoofd.com
Debora Westra is freelance illustrator, onderwijzer en organiseert kunstprojecten op het asielzoekerscentrum Ter Apel.