September is modemaand. Wie toevallig een glimp opvangt van de laatste shows op de modeweken in respectievelijk Londen, Milaan en New York (Parijs is net begonnen), denkt hoogstwaarschijnlijk: "What the fuck."
Miuccia Prada kwam afgelopen week in Milaan op de proppen met onder andere versierde plateausandalen, tops die deden denken aan origami-werkstukken en zwart-witte bloemetjesbrillen.
Gareth Pugh stuurde zijn modellen de catwalk op met gordijnen over hun hoofd en rode eyeliner (een griezelig effect dat door iemand werd omschreven als ‘the bloody panda look’).
Vivienne Westwood ziet ons het liefst in beeldschone kleurige jurkjes, maar dan wel met groengeschminkte gezichten.
Haute couture is voor velen slechts decadente waanzin, en de tweejaarlijkse modeweken louter vehikels voor beroemdheden en over het paard getilde moderedacteuren. Toch geniet ik altijd van september. Van de vuistdikke Vogue, van de spectaculaire shows en vooral van alle haat en nijd eromheen. Bij de show van Zac Posen in New York bleken er te weinig stoelen voor alle genodigden, en een redacteur van het Franse magazine Jalouse was hier zo vertoornd over dat ze de PR-dame in kwestie een flinke vuistslag verkocht. “I humiliated her in front of her people. Voilà. I just said at the end, ‘Now you know you don't fuck with French people.’”, verklaarde ze later.
De modewereld is wellicht een decadente slangenkuil, en modemensen zijn over het algemeen Heel Erg Eng, maar het werkt buitengewoon verfrissend om urenlang te staren naar prachtig gemaakte kleding als je even geen zin hebt in alle lelijkheid om ons heen. Bovendien weet ik nu dat ik altijd nog gewoon een gordijn over mijn hoofd kan hangen.