Speciaal voor deze zonnige dag: een Tip uit de oude doos voor iedereen die onder het werken een beetje smachtend naar buiten gluurt.
“Schrijf over wat je kent.” Er is waarschijnlijk geen schrijfadvies tegelijk zo waardevol, als zo overduidelijk verantwoordelijk voor waardeloze boeken. Op het internet, waar de wereld Engelstaliger is dan in het echt, zie je het om de haverklap voorbijkomen: “Write about what you know; about what you see out of your window.”
Nu is het inmiddels een jaar geleden dat ik verhuisde naar een huis met een werkkamer (!) met maar liefst twee ramen (!!).
In hoeverre dat winst betekende, was nog maar de vraag: waar ik in mijn vorige huis vanachter mijn computer uitkeek op een klein, maar druk kruispunt, waarop zo af en toe ook nog een drugsdealer op een kinderfiets achtjes reed, zag ik nu niet veel meer dan een kleine uitsnede van een nogal gewoon staaltje licht-apathische jaren 70-architectuur: crèmegrijze bakstenen afgewisseld met af en toe een raam waarachter niets te zien was.
Gelukkig werd al snel duidelijk dat het eigenlijk niet echt uitmaakt waar je uit het raam staart: zolang je even volhoudt, word je beloond. Ik hoef nooit lang te wachten totdat er op z'n minst iets geruststellend alledaags voorvalt.
Mijn bureautje staat voor een stukje muur tussen de twee ramen. Het zorgt ervoor dat er zowel links als rechts een apart ingekaderd beeld ontstaat. Links bestaat het decor uit een blinde muur en de kont van een VW Polo (turkoois). Rechts zie ik een trappetje naar twee voordeuren en een aanhanger waar vanochtend een blonde jongen met overgewicht een piepklein graafmachientje op rupsbanden vanaf had gereden.
Om 12:31 komt er links een pekinees het eerste beeld ingelopen. Aan het dier zit een lijn die schijnbaar steeds langer wordt, totdat hij een seconde later aan de rechterzijde het beeld verlaat. Wat rest is een klein waslijntje dat plots omhoog zwiept. Een vrouw komt het beeld ingelopen. In haar linkerhand houdt ze het uiteinde van de riem, onder haar rechterarm draagt ze een tweede pekinees, identiek aan de eerste.
Waar je haar mond zou vermoeden, zit een pruim.
Wanneer de vrouw het midden van het beeld bereikt, stopt ze. Voorzichtig buigt ze zich voorover; ze laat de tweede pekinees onder haar arm vandaan op de grond glijden. Ze kijkt even naar het dier, richt zich op en vervolgt haar weg. Als ze het beeld uitloopt, zie ik hoe de eerste pekinees achter het rechterraam verschijnt. Hij loopt vlijtig door, zijn tong uit zijn bek, totdat hij halverwege het decor tot zijn eigen verbazing niet verder geraakt.
Links is te zien hoe de tweede pekinees nog altijd in het midden van het beeld zit, hij heeft zich niet verroerd. Achter ieder raam zit nu midden in beeld een identieke pekinees, twee lijnen lopen naar de vrouw in het midden, die schuilgaat achter de muur waartegen mijn bureau staat.
De onzichtbare vrouw geeft korte rukjes aan de lijn van de pekinees in het linkerraam: zijn hoofd, of eigenlijk zijn nek, geeft steeds een beetje mee, als zo'n hoedenplankhondje, maar lopen doet hij niet.
Dan komt de vrouw het linkerbeeld weer ingelopen. Ondertussen wordt de eerste pekinees achteruit het rechterbeeld uitgesleept. De vrouw kijkt even licht teleurgesteld naar de dienstweigerende pekinees, pakt hem op en loopt met het dier onder haar rechterarm op precies dezelfde wijze mijn leven uit zoals ze het nog geen minuut eerder binnenwandelde.
Waarom was dit moment zo bekoorlijk? Het was natuurlijk een soort toneelstukje geweest, een piepkleine tragikomedie waarbij de regisseur heel slim gebruik had gemaakt van de mogelijkheden die het decor bood. Maar daaronder zat nog iets simpelers: er had een strijd plaatsgevonden, en een pekinees had aan het langste eind getrokken. Dat is bijzonder.
Ik heb het hele voorval nog maar amper verwerkt wanneer een glazenwasser met een gouden tand het rechterbeeld inloopt. Hij heeft zijn glazenwassersding als een opzichtig fallussymbool tussen zijn benen geklemd en begint de ramen van de bovenbuurman te wassen. Het overtollige water druipt naar beneden. Iedere keer dat hij zijn hoofd beweegt, flonkert zijn tand in het zonlicht, ook als hij een stapje naar voren doet wanneer een vuilniswagen achter hem langs rijdt. Op de zijkant staat een dichtregel van Moustafa Stitou. De wagen rijdt te snel, want ik haal het einde van de zin niet. Of misschien zijn mijn ramen te klein.
Deze TIP werd oorspronkelijk gepubliceerd op 5 september 2014.