Elske van Lonkhuyzen is getrouwd in een korte broek, wil begraven worden in een korte broek en vermoedt dat ze is geboren in een korte broek (al zegt haar moeder van niet). In deze zomerrubriek trekt ze elke week een korte broek uit haar kast en vertelt er een verhaal bij.
Dat jij stuurt: Het is hier heel leuk, we zijn vandaag in Central Park geweest, hebben hamburgers van een halve kilo gegeten en Maartje heeft haar haar laten knippen bij een vintage kapper (zie foto). Veel kusjes!
Dat ik ’s avonds aarzel bij de voordeur. Het woonkamerraam weerspiegelt het lantaarnlicht in de straat. Wie zal mij redden als daarbinnen een man is? En waar zou zo’n man zich verstoppen voordat hij toeslaat?
Dat jij stuurt: Dennis en Tom hebben opgetreden in een jazzclub, echt te gek. Het is amazing hoe weinig last we hebben van een jetlag. Ik ben elke ochtend om zeven uur wakker en uitgerust, ook al gaan we laat naar bed. Heb jij fijne dagen? Ik denk veel aan je.
Dat ze van het uitzendbureau bellen om te zeggen dat ik de hele zomer terechtkan in het magazijn van de drogistenketen. ‘Ze waren heel tevreden over je,’ jubelt het meisje aan de lijn.
Dat jij stuurt: We waren vandaag in het Metropolitan. Weet nu zeker dat er meer speelt tussen Dennis en Anna dan wij dachten, hij heeft in de gift shop heel lang staan twijfelen tussen twee mokken (allebei lelijk). Daarna hebben we donuts gegeten op een dakterras. Ik word heel dik. Denk dat jij het hier ook geweldig zou vinden. Hoe gaat het eigenlijk? Je bent zo stil.
Dat tijdens het trage kloosterweekend een medestudent met lang, pluizig haar en een puntige adamsappel zegt dat ik stevig in mijn schoenen sta. Ik kijk naar beneden en zie dat ik stevige schoenen draag, maar dat is toch iets anders...
Dat je stuurt: Hee, ik maak me nu toch een beetje zorgen. Wil je alsjeblieft iets laten weten?
Dat ik stuur: Klinkt leuk. Alles prima hier. Druk. x
Dat ik mijn banksaldo check en denk: het had gekund. Het had eigenlijk best gekund.
Dat je me belt.
‘Hee.’
‘Hee.’
Dat ik ruzie met je maak.
Dat je ophangt.
Dat ik denk dat het nu misschien voorbij is.
Dat ik terugbel.
Dat je zegt dat we wel praten als je terug bent.
‘Veel plezier nog.’
‘Dat meen je niet.’
‘Een beetje.’
Dat ik je ophaal van het station. We staan onwennig tegenover elkaar.
Tussen je foto’s zit er ook eentje waarop je huilt.
‘Dramatisch.’
‘Ja.’
Ik ga op de bank liggen.
Je legt alle souvenirs op me.
Een zwart hemd.
Een mok in de vorm van het vrijheidsbeeld.
Een spiegeltje met de tekst ‘Lookin’ good for Jesus’.
Een geel sportbroekje.
Een zonnebril.
‘Heb je dit voor of na dinsdag gekocht?’
‘Erna.’
‘Echt?’
‘Ik weet ook niet waarom.’
Dat ik in het spiegeltje kijk.
‘Ik ben te oud om bang te zijn voor inbrekers.’
‘Was je bang voor inbrekers?’
‘Onder andere.’
We zwijgen.
‘Sorry.’
Je kijkt naar je nagels.
‘Ik ben een slecht mens.’
‘Ja.’
‘En mijn haar zit heel gek.’
‘Dat valt wel mee.’
‘Maar ik ben een slecht mens.’
‘Ja.’
‘Het is maar vreemd dat jij van mij houdt.’
‘Heel vreemd.’
‘Ik heb maar geluk.’
‘Veel geluk.’
‘Heel veel geluk.’
‘Heel, heel veel geluk.’