De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Dat er een relatie tussen inkomen en levensverwachting bestaat, is bekend. Om die ongelijkheid te verkleinen, moeten we als samenleving een collectieve daad verrichten, aldus Wolter de Boer.
Iedereen die streeft naar een economisch gelijker Nederland kan weer iets rustiger ademhalen, blijkt uit nieuwe cijfers van het CBS die laten zien dat de economische ongelijkheid in Nederland iets is afgenomen. We weten al lange tijd dat er een relatie is tussen economische ongelijkheid en gezondheid. Gemiddeld leven Nederlanders steeds langer en gezonder, maar of de individuele Nederlander daarvan profiteert is sterk verbonden met haar of zijn sociaaleconomische klasse. Het verband tussen welvaart en gezondheid wordt nergens pijnlijker duidelijk dan in het verschil in levensverwachting tussen arm en rijk. Dat verschil is het afgelopen decennium sterk gegroeid en behelst nu zo’n negen jaar. Wie een gezonder Nederland wil, begint dus bij een radicalere verdeling van de welvaart.
De cijfers die het CBS presenteerde kun je op twee manieren bekijken, begreep ik van de landelijke kranten. Het NRC beschreef vooral dat, hoewel iets afgenomen, de ongelijkheid in middelen groot blijft. Het Financieele Dagblad schreef dat er ‘in Nederland geen sprake van een toenemende inkomens- en vermogensongelijkheid’ is. Die boodschap is inderdaad in lijn met de gegevens van het CBS, maar klinkt toch vooral als een reden om de status quo te handhaven.
In de eerstejaarsboeken klinische psychologie kun je lezen dat een lage sociaaleconomische status een ‘risicofactor’ is voor het ontwikkelen van een psychische stoornis.
Het FD kopte in datzelfde stuk dat ‘Piketty zijn gelijk niet haalt in Nederland’, verwijzend naar het in 2013 verschenen boek van de Franse rockstereconoom, waarin hij op basis van historisch-economische gegevens stelde dat vermogens veel harder groeien dan inkomens uit arbeid. Wie veel huizen of geld bezit, wordt vanzelf rijker. Niet iedereen in Nederland onderschreef Piketty’s boodschap, maar in ieder geval heeft hij het debat over vermogens- en inkomensongelijkheid op scherp gesteld. En terecht: in ons land is achtenzestig procent van de welvaart in handen van tien procent van de huishoudens, enkel de VS kennen een grotere ongelijkheid in vermogens dan Nederland. Die ongelijkheid lijkt nu dus iets gekrompen, maar is nog steeds enorm.
In de eerstejaarsboeken klinische psychologie kun je lezen dat een lage sociaaleconomische status een ‘risicofactor’ is voor het ontwikkelen van een psychische stoornis. Voor iemand met een lage status is het dus waarschijnlijker dat hij in de toekomst psychotherapie of medicijnen nodig heeft, dan een dorps- of stadgenoot die een hogere status geniet. Een lage sociaaleconomische status als risicofactor voor psychisch leed kwam in onderzoek al zo vaak naar voren, dat je zou verwachten dat psychiaters, psychologen, artsen, beleidsmakers en politici massaal in de bres springen om deze bedreiging voor de volksgezondheid de kop in te drukken.
Met onze ideeën over individuele vrijheid en verantwoordelijkheid zijn we al snel geneigd met de vinger naar het individu te wijzen op het moment dat het niet lekker loopt in de levenssfeer. Maar, wie niet bang hoeft te zijn om haar baan te verliezen, zijn schulden niet af te kunnen betalen of met gezin en al uit de woning gezet te worden, loopt veel minder kans om psychisch ontregeld te raken, en leeft bovendien langer en gezonder. We moeten dus collectief iets doen aan die kwellende ongemakken, willen we de volksgezondheid verbeteren. Daar wordt zowel het individu als de maatschappij beter van.
Beeld: via Flickr.