De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Er doen allerhande ideeën de ronde over de aard en behandeling van depressies, maar we lijken nog geen grip te krijgen op de kern van het probleem. Misschien is het tijd om anders naar depressies te gaan kijken, aldus Wolter de Boer.
Een Britse psycholoog zou ooit een ‘wetenschappelijke formule’ hebben gebruikt om zo geboorte te geven aan zijn geesteskind: de depressiefste dag van het jaar, ofwel Blue Monday. De ontstaansgeschiedenis van Blue Monday is doordrongen van controverse. Zo bleek de formule totaal geen hout te snijden en ontwikkeld te zijn voor de campagne van een reisbureau. Desondanks ‘vieren’ we de gelegenheid nog ieder jaar, de laatste keer zo’n twee maanden geleden, onder andere met een depressiegala en sponsorlopen. Gelukkig is Blue Monday ook het jaarlijkse startsein geworden om te spreken over wat een depressie is, en hoe we ermee om zouden moeten gaan. Want daar bestaan de meest uiteenlopende ideeën over. Soms komt er in die discussie een fris perspectief langs, dat de potentie heeft de boel goed op te schudden.
In het zojuist verschenen boek De schaduw van de zwarte hond pleit filosoof Bert van den Bergh voor een radicaal andere opvatting van depressie. In de DSM, het classificatiehandboek van de psychiatrie, staat depressie beschreven onder het kopje ‘stemmingsstoornissen’, en volgens Van den Bergh moeten we die categorie serieus nemen. Met stemming bedoelt hij echter niet de stemming als interne gemoedstoestand, maar het proces van áfstemming van het individu op de omgeving. Die afstemming loopt bij veel mensen mis. Onze omgeving zou namelijk dicteren: ‘Wees succesvol, wees alleen, wees een winnaar.’ Dat zet aan tot isolement, en volgens Van den Bergh is isolement nu juist de kern van een depressie. Het ‘ultraliberale’ vrije Westen is tot omgeving verworden waar zijn inwoners zich nog moeilijk toe kunnen verhouden. Zo is depressie als een grote, donkere donderwolk boven ons land komen te hangen.
Vragenlijsten die depressies moeten vaststellen lijken ook heel andere dingen te onderzoeken.
Van den Bergh doet een bijdrage aan een debat dat al lang woedt onder wetenschappers. De DSM definieert depressie in ieder geval als ‘verminderde interesse of plezier’ en/of het hebben van een sombere stemming en noemt daarnaast nog een scala aan andere symptomen, zoals problemen met slapen, eten en concentreren waar iemand al dan niet last van kan hebben. Psychologen zien depressie vaak vooral als een cognitief probleem, terwijl de Hersenstichting het typeert als een hersenziekte. Bovendien meten vragenlijsten die depressies moeten helpen vaststellen wél somberte en interesseverlies, maar lijken ze daarnaast ook heel andere dingen te onderzoeken. Het idee dat depressie geen duidelijk gedefinieerde ziektecategorie is komt ook overeen met ervaringsverhalen en onderzoeken naar individuele symptomen die voor ieder persoon een heel ander beeld laten zien. Kortom: tot dusver lijken we de kern nog niet echt te pakken te hebben.
De analyse in De schaduw van de zwarte hond is een cultuurkritiek, zeker, maar een cultuurkritiek waarin een radicaal andere manier van kijken naar depressie besloten ligt. Of depressie begrijpen als afstemmingsstoornis leidt tot voortvarend inzicht in wat het is en hoe we ermee om moeten gaan, moeten we nog zien. In ieder geval is het een sympathiek idee, omdat het onze blik verruimt en daar behalve het depressieve individu ook zijn depressief-makende omgeving in opneemt. Een inzicht als dit helpt ons waarschijnlijk verder op weg dan van de daken schreeuwen dat depressie een hersenziekte is – dat ontslaat ons al helemaal van het onder de loep nemen van ziekmakende omgevingsinvloeden.