Mijn vader en ik lunchen in een restaurant in Barcelona. Na een tijdje valt er een tevreden stilte. Dan vraagt hij opeens: ‘Gaat het wel goed met je, jongen?’ Ik schiet in de lach. Jezus, wat is dit nu weer. Maar mijn vader zet door: ‘Ik maak me een beetje zorgen.’
Ik heb soms het gevoel dat mijn vader zich vooral zorgen om me maakt, om duidelijk te maken dat hij nog steeds de baas is. ‘Hoezo?’ zeg ik dus zo laconiek mogelijk, terwijl ik nog een hap van mijn kipfilet neem. Maar mijn vader is gestopt met eten en zegt ernstig: ‘Nou, je lijkt soms zo… onzeker.’
Daar valt het toverwoord. Ik knik langzaam en probeer mezelf door zijn ogen te bekijken. ‘Ik denk dat we daarin gewoon heel verschillend zijn,’ zeg ik dan. Mijn vader ruimt problemen zo snel mogelijk uit de weg. Op de schaarse momenten dat hij een onzekerheid met me deelt, is het al afgehandeld. ‘Ik slaap heel slecht,’ bekende hij een paar maanden geleden. ‘Oh wat vervelend,’ zei ik, iets te gretig. Maar voordat ik advies kon geven, voegde hij er snel aan toe: ‘Ik heb besloten dat ik dan gewoon opsta en dingen ga doen. Nu is alles weer oké.’
In onzekerheid schuilen goede grappen, interessante vragen. Als een situatie probleemloos verloopt, hoef ik er niet over te schrijven. Dat probeer ik mijn vader uit te leggen, maar ik merk dat ik allang niet meer laconiek klink, wat mijn irritatie alleen maar groter maakt. De Spaanse ober die de borden weghaalt biedt ons de nodige ademruimte. ‘Goed, als jij het zegt,’ zegt mijn vader vervolgens, enigszins geschrokken door mijn preek. ‘Maar je moet niet vergeten dat je twee jaar geleden nog midden in je depressie zat.’
Opeens herinner ik me de e-mail van een vriendin, naar aanleiding van een artikel over mijn depressie. Ze schreef dat het typisch was dat ik zelfs in die toestand ambitieus was gebleven en alles uit het verhaal had willen halen. Ik heb daar nog vaak over nagedacht. Doe ik het mezelf aan? Duw ik mezelf over de rand omdat ik het interessant vind? Zodat ik weer een of ander openhartig essay kan schrijven, om er driehonderd euro mee op te strijken?
Soms maak ik mezelf bang voor het slapen gaan. Dat voelt lekker. Zoals andere mensen ter vermaak naar een horrorfilm kijken, projecteer ik een persoonlijke rampenfilm in mijn hoofd. Op andere momenten laat ik een ongemakkelijke situatie net iets langer doorgaan, omdat ik weet dat het een grappig verhaal zal opleveren, of maak ik mezelf zo zenuwachtig dat het ongemak vanzelf ontstaat. Mijn vader vermijdt problemen, ik creëer ze.
Het is prima om onzekerheid als stuwende kracht te gebruiken, en het is zeker waar dat tevredenheid weinig interessante vragen oproept. Maar het is wat anders als problemen je comfort zone worden. Dan denk je jezelf zo een depressie in, en daar is niets interessants aan.
‘Dat bedoel ik,’ zegt mijn vader terwijl hij opstaat. Ik blijf zitten en staar voor me uit met de glazige blik van een junkie. ‘Toch moet er een manier zijn waarop je die krochten kunt verkennen, zonder dat je erin valt. Een beetje als een mijnwerker, die langzaam aan een touw naar beneden zakt en rustig alles bekijkt. Zoiets, pap?’ Mijn vader knikt welwillend, maar hij heeft zijn jas al aan.