Ik was bevroren. Nadat ik anderhalf uur in de ijzige regen op een onoverdekte tribune naar een jeugdvoetbalwedstrijd had gekeken, kon ik nog maar één ding denken: ik wil naar huis. Helaas bestaat er nog steeds geen knop waarmee je jezelf op dat moment in een keer naar je bed kan flitsen, dus stapte ik verdoofd op de pont die me dichterbij dat ene doel zou brengen. De wereld om me heen was net zo doods op deze winterdinsdag: donker, koud, grijs, met medereizigers die ongelukkig voor zich uit staarden. Tegelijkertijd hing er agressie in de lucht, alsof er elk moment een bom kon barsten. Om toch nog enig leven in mezelf te brengen, besloot ik een verhaal van een fictiepodcast te luisteren. Gelukkig had mijn telefoon nog wel wat energie.
De auteur David Means las in mijn koptelefoon het verhaal The Toughest Indian in the World van zijn collega Sherman Alexie voor, wat me geruststelde als een kind. Het verhaal gaat over een journalist met Native American-wortels, die graag indiaanse lifters meeneemt. Ik liet mijn verkleumde lichaam nu definitief achter – toen een andere passagier hard tegen mijn schouder botste reageerde ik niet eens – en zodra ik aan de overkant was, leefde ik volledig in de rijkere wereld die in mijn oren werd geschetst.
Ik liep traag naar mijn fiets. De journalist pikt een nieuwe lifter op, zo vertelde Means, namens Alexis, een enorme vent met allerlei littekens en verse wonden op zijn knokkels. De indiaan onthult dat hij professioneel vechter is: hij trekt van reservaat naar reservaat, om voor geld met andere Native Americans te knokken. Terwijl ik mijn slot losmaakte, drong er vaag geschreeuw van de waterkant tot me door, maar het verhaal is sterker. De bestuurder kijkt van opzij naar de passagier, hij slingert bijna van de weg. Deze situatie zou dreigend kunnen zijn, bedacht ik, maar is het niet. Hij bewondert de lifter, een echte krijger. Ik stond stil en verstijfd met mijn slot in mijn hand, bevroren en gevangen in het verhaal, toen ik zag hoe op de bijna verlaten pont een man van mijn leeftijd met zijn fiets in de hand belaagd werd door een paar Marokkaans-Nederlandse tienerjongens, waarvan eentje opeens met zijn rechtervuist de man vol in zijn gezicht sloeg. ‘I hit him like he was a white man’, zegt de indiaan in mijn koptelefoon over zijn laatste gevecht.
Zonder aarzelen leg ik mijn fiets neer en loop traag terug de pont op, waar ik samen met een paar andere mensen de man afscherm. Maar de jongens snellen om ons heen, drijven hun slachtoffer in een hoek en beginnen hem keihard te schoppen. Een klap doet nog meer pijn als je het koud hebt, bedenk ik – tenzij je bevroren bent, dan voel je niets meer. ‘That’s a hell of a story’, zegt de journalist. ‘Ain’t no story’, zegt de vechter, ‘it’s what happened’. Een van de jongens steekt dreigend zijn hand in zijn binnenzak – de suggestie van een mes, maar ik versta hem niet, ik ben er namelijk niet echt. De bestuurder vraagt de indiaan of hij bij hem in zijn motel wil overnachten. Tot mijn verbazing houd ik opeens de bagagedrager van de fiets van de geslagen man vast en voorkom zo dat een van de jongens erop wegrijdt. Hij kijkt betrapt achterom en ik hoor mezelf zeggen: 'Doe maar niet, doe maar niet', waarop hij grijnst, verlegen bijna, en afstapt. Het groepje rent weg, ik geef de fiets terug aan zijn eigenaar zonder hem aan te kijken. De indiaan slaapt op de grond, maar midden in de nacht komt hij bij de hoofdpersoon in bed liggen. Kan adrenaline bevriezen?
Opeens herinner ik me mijn eigen fiets, die nog bij de rekken ligt, mijn sleutels in het slot. Daar bel ik de politie, terwijl de indiaan de journalist betast – nu pas onderbrak de beltoon het verhaal van mijn podcast. De jongens, die gevlucht leken, kwamen terug om hun karwei af te maken, maar de man werd nu beschermd door een dikke Mocro met een heuptasje die riep: ‘Ga loesoe jonguh, ga loesoe gewoon’. De vrouw van de alarmcentrale verstond me steeds niet omdat ik bevroren was en me in een andere wereld bevond – ze dacht dat ik ‘poort’ in plaats van ‘pont’ zei – maar zelfs dat deed me niets. Ik hing op toen mijn handschoenloze telefoonhand pijn begon te doen. Ik wilde nog steeds alleen maar naar huis.
De indiaan en de journalist hebben seks. ‘I wanted him to save me’, zegt de man, zegt David Means. Nadat de indiaan vertrokken is, vraagt de journalist zich af of hij een krijger is, of het in een vorig leven was. Mijn naam betekent ‘dappere strijder met de speer’, bedenk ik terwijl ik mijn sleutel in het slot steek, of zo heb ik dat altijd onthouden. Onder de warme douche begin ik te trillen.
beeld: Bruce McAllister