Ik moet een verhaal vertellen op Down The Rabbit Hole, waar het festivalterrein vanwege de hevige regenval een dag later is geopend en het parkeerveld in een moeras is veranderd. Ik was sowieso niet van plan om te kamperen, mijn vriendin moet toevallig in Arnhem optreden en slaapt in een hotel waar ik ook terecht kan. ‘Reizigers per auto kunnen met hun parkeerkaart in de buitenwijken van Nijmegen terecht,’ zo leest mijn bijrijder op de website. Ik wist überhaupt niets van een parkeerkaart. Ze schijnen uitverkocht te zijn. We zijn te laat vertrokken; mijn tijdinschattingen zijn altijd veel te optimistisch. Toen we de snelweg opreden bedacht ik me bovendien dat al mijn pasjes, inclusief mijn rijbewijs, nog in mijn vorige broek zitten. Het is zo’n dag waarop ik telkens een stap achter lijk te lopen.
Gelukkig is mijn reisgenoot als voormalig Rusland-correspondent een volleerde hosselaar. Ze regelt bankbiljetten, een parkeerkaart en wint informatie in, terwijl ik steeds ongemakkelijk op de achtergrond blijf. De rij voor de pendelbus is gigantisch en zodra ze verneemt dat het nog zeker twee uur kost om het terrein te bereiken, dringt ze gedecideerd voor. ‘We moeten zo optreden’, zegt ze tegen de beveiliger. ‘Ja, dan hadden jullie maar eerder moeten vertrekken!’, roept een van de hevig zwetende, volgepakte festivalgangers achter ons. Terecht, denk ik, maar de Russin negeert hem. Ook bij de rij voor de camping en de rij voor het festivalterrein loopt ze onomwonden naar voren. Ik schaam me kapot. Voordringen is een van de zevenhonderd doodzonden uit het sociale wetboek van mijn ouders.
Dan bedenk ik me hoe hypocriet mijn ongemak is. Ik wil niet voordringen, maar ik wil ook niet vroeg opstaan. Omdat ik chaotisch ben, eis ik dat de rest van de wereld dat compenseert, en dat ze me dan ook nog eens een goed mens blijven vinden.
Het optreden gaat prima, maar ik blijf onrustig. Ik wurm me bij een paar concerten naar binnen, maar het lukt me niet om er echt bij te zijn. Vlak voor middernacht moet ik rennen om de laatste pendelbus te halen. Ik zie op Google Maps dat Arnhem helemaal niet zo dicht bij Nijmegen ligt als ik dacht. Mijn telefoon valt uit. De buschauffeur rijdt drie keer verkeerd en dropt me na een uur bij een industrieterrein dat ‘Parkeren B’ schijnt te zijn. Het is pikdonker en ik herken niets. Zonder mijn Russische hosselaar ben ik verloren.
Na lang ronddwalen vind ik dan toch mijn parkeergarage. In het trappenhuis sluit ik dankbaar mijn telefoon aan op een eenzaam stopcontact, waarna ik tegen de koude betonnen muur ga zitten wachten tot ik weer toegang heb tot alle kennis die in mijn eigen hoofd ontbreekt. Na twintig minuten trilt mijn telefoon me wakker: ik ben er weer, sukkel. Met 15% batterij besluit ik het erop te wagen.
Vlakbij Arnhem begin ik me af te vragen of de Google-stem zwijgt omdat ik rechtdoor moet blijven gaan, of omdat mijn batterij weer op is. Maar juist op dat moment zegt ze: ‘Over tweehonderd meter rechts afslaan.’ Ik volg haar bevelen op. Ik ben er bijna. Ik wacht op de laatste aanwijzing. Tot ik merk dat ik Arnhem weer uitrijd. Het is een lange rechte weg, met aan weerszijden donkere bossen. Ik kan niet omkeren. Godver. Maar als ik langs de weg parkeer om mijn opties door te nemen, blijkt mijn gids toch nog te leven; ze was slechts zachter gaan praten om haar stem te sparen. Ik heb nog 1%.
Mijn meisje wacht op me. Dit is mijn laatste kans om echt ergens aan te komen vandaag. Ik haal diep adem, zet het volume van mijn telefoon zo hard mogelijk en haast me terug naar Arnhem. Ik scheur door de nacht, terwijl de Google-vrouw met haar laatste kracht boven het gebrul van de motor probeert uit te komen. Dan staat er plotseling een dier midden op de weg. Een groot dier. Een wombat, maar dat kan niet. Ik gil en probeer het te ontwijken, maar ik rij eroverheen, ik voel het. Ik slinger en verlies bijna de controle over het stuur, maar herpak me en rijd door. Ik kan niet anders. Ik heb nog minder dan 1% batterij.
Even later arriveer ik bij mijn vriendin. ‘Wat is er gebeurd?’ vraagt ze. ‘Laten we gaan slapen,’ zeg ik met trillende stem. Ik moet mijn zaken op orde krijgen, voor er nog meer slachtoffers vallen.