Jan van Mersbergen is verhuisd. Hij loopt, fietst en struint door zijn nieuwe buurt en probeert te onthouden wat hij ziet. Iedere zondag wandelt hard//hoofd met hem mee door Amsterdam Zuid, in gezelschap van een fijne collage van Martijn den Ouden.
Met mijn hengel loop ik naar de Olympiakade, achter de kerk, op het rustige stuk waar bijna geen auto’s rijden en waar een ganzenkolonie woont. De ganzen zijn heel brutaal. Aan de kak op straat is te zien dat er inderdaad weinig verkeer is, dat de straat van de ganzen is. Ze zien me al aankomen. De voorste gans begint te blazen. "Oprotten," zeg ik, en ik ga op het bankje zitten achter een hek, het perfecte visbankje hier in de buurt. Er liggen blikjes bier op de tegels en er staat een fiets tegen de leuning, dus er komen ook andere mensen hier. Voor nu is dit mijn bankje en als die ganzen wegblijven kom ik de ochtend wel door.
Ik schuif mijn hengel uit, pak het tuigje met de kleine dobber, het enige tuigje dat nog fatsoenlijk is, ik schuif het rubbertje om de top van de hengel en pak dan het brood. De plasticzak haal ik niet uit mijn rugzak, dat zou de ganzen lokken. Met wat spuug maak ik een bolletje witbrood. Ik gooi de hengel uit. Er staan kleine golfjes op het water, de wind komt uit het zuidwesten, eigenlijk waait het te hard.
Vorige week zag ik een man aan de andere kant van de kade een voorntje vangen. Hij had zijn vrouw en twee dochters bij zich, een dikke Surinaamse vrouw, met twee dikke dochters. De man was ook dik, droeg een wit hemd en had een tatoeage op zijn beide bovenarmen en ook een op zijn schouder. Hij draaide een sjekkie toen zijn vrouw de vis uit het water haalde. "Dat is een mooitje," zei de man. "Gooi maar weer terug."
Nu is er niemand aan de andere kant van de kade. De ganzen blijven op hun plek. Alleen als een oude vrouw met een boodschappenkar op wieltjes uit een van de huizen komt hoor ik ze even tekeer gaan. Ik vang niets. Ik heb in Amsterdam nog nooit een vis gevangen. In mijn oude buurt niet, in de Amstel niet, in de Bosbaan niet, en na vandaag ook in Zuid niet.
Eens zal de eerste keer zijn.