Mathijs Hoogenboom heeft zo zijn bedenkingen bij het woord ‘warmterecord’ en de berichtgevingen van de afgelopen week. Mag het allemaal misschien íets minder vrolijk?
Afgelopen maandag keek ik, in een poging iets te hervinden van mijn kinderlijke onschuld, naar het Jeugdjournaal, dat op vrolijke toon verslag deed van het warmterecord dat die dag was verbroken. Op mijn tv zaten mensen in de zon, met zonnebrillen op hun hoofden en ijskoude drankjes in hun handen. In hun gedachten was het al lente. Niet eerder sinds het begin van de metingen werd het op 25 februari zo warm in Nederland als afgelopen maandag, wat het startsein bleek van een korte reeks warmterecords om de maand mee af te sluiten.
Terwijl de figuranten op tv van hun koude versnaperingen genoten, zaten míjn gedachten bij het woord ‘warmterecord’; een wel heel positieve aanduiding voor iets wat in wezen een noodkreet is van de natuur. Ter info: 23 van de 28 februaridagen beleefden hun warmte-‘record’ in 1990 of daarna, 14 daarvan waren van na 2000. Terwijl het in februari gemiddeld 3,3 graden Celsius hoort te zijn, lag dat gemiddelde deze maand bijna twee keer zo hoog. Hoe aangenaam het vroege lenteweer ook mag zijn, het moge ook duidelijk zijn dat zomerjassen en februari niet samen horen te gaan.
‘This isn’t normal’
Natuurlijk: het publiek en het format van het Jeugdjournaal eisen een positieve en opgewekte toon; het Jeugdjournaal is met moeite representatief te noemen voor het Nederlandse medialandschap… Maar waar ik ook kijk, overal zie ik nieuwskanalen die op zijn zachtst gezegd toondoof zijn in hun berichtgeving over de ‘warmterecords’. De Gelderlander meldde enigszins schuldbewust dat een zacht voorjaar geen garantie is op een hete zomer, de NOS had een olijke fotocollage samengesteld van Nederlanders die van de zon genieten – op het strand, in de tuin, op het water… Alleen de Facebook-ploeg van The Guardian wist de juiste woorden te vinden: ‘This isn’t normal,’ kopte de krant bij een artikel over de temperatuur in Londen, waar het maandag warmer werd dan 20 graden Celsius. In de winter. Nooit eerder was dat voorgekomen.
Hoeveel kalveren moeten er verdrinken voordat we eindelijk écht beginnen met het dempen van putten?
Toen de wereld in 2012 zou vergaan, waren alle socialemediakanalen in rep en roer. Natuurlijk geloofde niemand dat de eindtijd écht zou aanbreken, maar het was een opwindende gedachte (en het leverde een aantal kekke films op). Nu, zeven jaar later, laat een overweldigende consensus onder klimaatwetenschappers ons zo koud als de drankjes die we bestellen op het terras. Zijn we apocalypsmoe? Of murw geslagen na een jarenlang dieet van scepsis tegenover de journalistiek, de wetenschap en ‘de waarheid’ in het algemeen? Hoeveel kalveren moet er verdrinken voordat we eindelijk écht beginnen met het dempen van putten? Hoelang nog totdat we ontdekken dat die putten bodemloos zijn, uitgeput door onze jacht naar meer welvaart, meer genot, meer consumptie?
Een goed begin zou zijn om een andere toon aan te slaan in de berichtgeving over zogenaamde ‘warmterecords’, een die beter past bij de eigenlijke noodkreet die achter het woord schuilgaat. Genieten van het warme weer is niet verboden, maar Nederlandse media zouden veel meer aandacht kunnen hebben voor de oorzaken en de gevolgen van het ontwrichte klimaat. Om te beginnen door, in navolging van The Guardian, te benoemen wat het meest voor de hand ligt: dit is niet normaal.