Afgelopen jaar stierf Peter “Sleazy” Christopherson. Zijn bands Throbbing Gristle en Coil waren zeer invloedrijk voor de ontwikkeling van de elektronische muziek, maar wel lastig te categoriseren. Wie zich er in verdiept en zich er voor open stelt wordt echter dubbel en dwars beloond.
Op woensdag 24 november 2010 overleed muzikant Peter “Sleazy” Christopherson, 55 jaar, in zijn slaap in zijn woning in Thailand. Het was zes jaar nadat zijn bandgenoot en levenspartner John (Jhon/Jhonn) Balance in een dronken delirium van de trap viel en stierf. Met het enorme oeuvre van hun band Coil, gecombineerd met dat van Christophersons andere band Throbbing Gristle laat Sleazy een muzikaal testament na waarvan het belang niet kan worden overschat. Het werk is obscuur, obsceen en confronterend, maar de invloed op veel hedendaagse muziek is enorm. Throbbing Gristle en Coil creëerden een universum waarin avant-garde, performance art, popmuziek, mystiek en erotiek een duivels pact aangaan, maar zoals bij alle goede kunst is de betekenis van hun werk even veelzeggend en betekenisvol, als ongrijpbaar en ambigu. Het werk van beide groepen is sterk geworteld in beleving en ervaring. Het moet worden ondergaan, in plaats van worden begrepen en telkens als je denkt dat je het hebt, is het tussen je vingers door geglipt.
Illustratie: Anouk de l'Ecluse
Throbbing Gristle: een aanval op alles dat burgerlijk is
Throbbing Gristle probeerde door provocatie en een haast fysieke aanval op de zintuigen het wereldbeeld van de luisteraar op losse schroeven te zetten. Frontman Genesis P-Orridge zei dat de band geïnteresseerd was in taboes: “Wat de grenzen zijn, wanneer geluid lawaai wordt en wanneer lawaai muziek wordt en wanneer entertainment pijn wordt, en wanneer pijn entertainment wordt. Al die contradicties in onze cultuur.” Hun ongetemde chaos, oorverdovend harde optredens, obscene en gewelddadige teksten, maar ook de verwijzingen naar nazisme, occultisme, mystiek en militarisme worden ingezet als een wapen om de luisteraar te overmeesteren; om door middel van geluid een catharsis te bewerkstelligen.
Onlangs schreef ik in Popular Music and Society een artikel over Throbbing Gristle en het gebruik van geweld, lawaai en ruis in hun werk. Ik stel hierin dat de band, die voortkwam uit performance-art-groep COUM Transmissions, net zo goed een performance-act als een rockband was. Tot op zekere hoogte imiteerden ze een echte band. Ze presenteerden zich als band, startten een eigen label (Industrial Records), maakten reclame en stonden op een podium. Daarmee waren ze één van de eersten die de massamedia en de popcultuur gebruikten om deze tegen zichzelf te keren, in navolging van bijvoorbeeld schrijver William Burroughs. Popmuziek en popmuziekcultuur vormden het vehikel dat nodig was om hun anti-esthetiek uit te dragen, de gezapige, Britse middenklasse wakker te schudden en de alledaagse realiteit aan het wankelen te brengen.
Throbbing Gristle is een ironische en hyperbolische weergave van de popmuziekcultuur. In die overdrijving ligt het geheim van hun invloed en populariteit: het is niet alleen maar provocatie om de provocatie, schoppen om het schoppen. Achter het exces ligt een taboe dat wordt bevraagd. Throbbing Gristle legde hiermee genadeloos het bloedeloze cynisme van de laatkapitalismtische massacultuur bloot. Als een lachspiegel waar je als luisteraar in al je lelijke naaktheid in te voorschijn komt. Iemand als Marilyn Manson heeft meer dan aandachtig naar deze technieken gekeken, om ze vervolgens op zijn beurt weer in massacultuur om te zetten.
Helaas is de loop der dingen altijd nog ironischer dan de kunst. Ten tijde van de opheffing van Throbbing Gristle in 1981 (pas in 2004 zou de groep weer bij elkaar komen, tot vlak voor Christophersons dood in 2010), was de term 'Industrial Music' in sommige kringen ingeburgerd. Tijdgenoten als de Einstürzende Neubauten, Whitehouse of Nurse With Wounds deelden een verwante esthetiek, een hang naar avant-gardisme en soortgelijke politieke overtuiging. Maar in de afgelopen twintig jaar werd 'Industrial' ook gewoon het zoveelste genre met bands als Nine Inch Nails en Ministry. Het ultieme voorbeeld van deze vercommercialisering is wel Rammstein, die, als slap aftreksel van de Sloveense band Laibach, net zoveel Disney als Industrial zijn.
Coil: een donkere afspiegeling van het onderbewuste
De bandleden van Throbbing Gristle zelf zaten echter niet stil. Van de acts die uit de as van het monster herrezen, is Coil het interessantst. Het oeuvre van de band is zo groot en veelomvattend dat het lastig is er grip op te krijgen. De eerste zestien jaar van hun bestaan stonden Sleazy en Balance niet op het podium en was Coil een studioproject. Vanaf de eerste twee platen Scatology (zoek zelf op wat het betekent) en The Anal Staircase (de titel spreekt voor zich) legde de band een fascinatie aan de dag met homo-erotische thematiek, gecombineerd met esoterische, oosterse opvatting over de dood en het hiernamaals. Dit klinkt zweverig, maar door de eigenzinnige en gelaagde manier waarop het muzikaal gepresenteerd wordt, is het toch eerder fascinerend.
Dit vroege werk is nog sterk geënt op de harde, percussieve, elektronische klanken van de Industrial, maar in de loop van de jaren negentig ontwikkelde Coil in zijprojecten en soundtracks een ander geluid: betoverende schoonheid en beklemmende paranoia liggen daarbij op een bizarre manier in elkaars verlengde. Voor een band die de naam heeft moeilijk, hard en experimenteel te zijn, is de muziek echter mooier en aangrijpender dan verwacht. Waar de commercie er vooral vandoor ging met de gewelddadig provocatieve kant van Industrial Culture (sex en violence sell, zie wederom Marilyn Manson), zette Coil een verdieping in van de naar binnen gekeerde, mystieke ervaring. Veel meer in de geest van George Bataille, transgressiefilosoof bij uitstek, dan de platte ranzigheid die Rammstein de wereld in smijt. Veel meer mystieke erotiek dan plakkerige porno.
In Coil kwam de mystieke, meditatieve kant van de oorspronkelijke Industrial tot volle wasdom, die bij Throbbing Gristle al was ontgonnen met ‘ambient’-soundscapes als ‘After Cease to Exist.’ Het zoekt grenzen op: erotische, sociale, psychologische grenzen. Er schuilt daarmee een gevaarlijke schoonheid in het werk van Coil die de luisteraar naar binnen zuigt en hem deelgenoot maakt van deze donkere wereld. Het is vreemd, maar ook herkenbaar: een afspiegeling van een donker onderbewustzijn; het abjecte; het Freudiaanse Id. Vanaf 1998 maakte nieuwe, digitale middelen het mogelijk om dit ook op een podium uit te dragen en de serie livealbums (Live One to Four, Selvaggina, Go Back into the Woods, ...And the Ambulance Died in His Arms) die daaruit voortkwamen behoren wat mij betreft tot het mooiste dat de band uitbracht.
Going up!
Met de dood van Peter “Sleazy” Christopherson is dit alles definitief ten einde. Vier maanden voor zijn dood, schreef Sleazy in een comment op een interview met hemzelf in The Quietus:
Remember we are all only temporary curators of our present bodies, which will all decay, sooner or later. In a hundred years or so ALL the humans currently alive will have died. I take great comfort in knowing, with certainty, that thing that makes us special, able to enrich our own lives and those of others, will not cease when our bodies do, but will be just starting a new (and hopefully even better) adventure...
If we don't get to meet in this Life, maybe in the next you can buy me a beer! ,-).
In 2005, een jaar na de ongelukkige val van John Balance, werd het gevoel dat hieruit spreekt al feilloos uitgedrukt op het laatste reguliere Coil-album: The Ape of Naples. Het slotnummer ‘Going Up’ is een betoverend en melancholisch werk, gebaseerd op de themesong van de Britse sitcom Are You Being Served, die wordt getransformeerd in een berustend meditatie over de dood: "Going Up! Going Up!"