De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Over Alain de Botton en zijn Post-Its in Het Rijksmuseum.
Gisteren kwam Ernst-Jan Pfauth op De Correspondent in het geweer tegen de storm van kritiek die Het Rijksmuseum te verwerken kreeg naar aanleiding van de samenwerking met filosoof en schrijver Alain de Botton. De critici, zegt Pfauth, moeten eens stoppen met hun eigen, vaak hoogdravende en goed geïnformeerde beleving op te leggen aan een grote groep museumbezoekers die wel degelijk behoefte heeft aan alledaagse, concrete en prikkelende interpretaties van kunstwerken. In plaats van je er enkel aan te vergapen, kan je, citeert Pfauth De Botton, Vermeers 'Straatje' ook zien als “een ode aan 'de Nederlandse bijdrage aan het universele begrip geluk,' te weten: 'dat het voldoende is om de bescheiden taken uit te voeren die van ons allen worden verwacht.'”
Nu ben ik het met Pfauth eens dat kunstkritiek en de informatie in musea te vaak gevangen blijven in een ivoren toren, door gebruik te maken van een voortdurend kunstmatig rondgepompt vertoog waaraan alleen kunsthistorici en grote kenners een boodschap hebben. En toch vind ik de oplossing van De Botton zo mogelijk nog ergerlijker. Niet zozeer vanwege zijn idee van kunstkritiek, maar vanwege zijn eindeloze vertrouwen in het idee van “zelfhulp.”
Natuurlijk kan kunst je iets leren over jezelf, over de wereld en over het leven. Kunst is bij uitstek de plek waar de vraag naar de “condition humaine” telkens opnieuw gesteld wordt. Maar bij De Botton wordt die vraag volkomen leeg. Waar de schier oneindige hoeveelheid ‘zelfhulpboeken’ ons voortdurend een beeld van optimisme, zelfverbetering en eindeloze mogelijkheden voorschotelt, toont veel kunst ons juist dat de wereld niet zelden een grimmige, onduidelijke en onaangename plek is. Vermeers Straatje kan je immers ook confronteren met het besef dat het dagelijks leven oneindig saai en frustrerend was, en is.
Er is niets mis met meer ruimte voor een subjectieve en minder hautaine kunstbeleving, maar wat De Botton levert heeft uiteindelijk maar weinig met kunst, laat staan met kunstkritiek te maken. Pfauth kan nog zo hard roepen dat de ‘toevoegingen’ van De Botton een andere interpretatie van of verhouding tot het werk niet in de weg staan, en natuurlijk kan je zijn post-its prima negeren, maar het is onzin om te beweren dat ze de werken in kwestie niet reduceren tot nogal eendimensionale spreekbuizen. Kunst is in sommige gevallen een prima therapie, maar als er compleet voorbij wordt gegaan aan het feit dat het ook grenst aan waanzin, depressie en pijn, dan verhoudt Rembrandt zich ineens tot de menselijke emotie zoals Vijftig Tinten Grijs tot erotiek.