Dichter des Vaderlands
oh jij
jij bent zo’n grote meneer
er komt licht uit je borstkas
er rollen woorden als hoepels van je tong
aangejaagd door het voortschrijdend licht uit je borstkas
oh jij
en dan
oh ik
kom ik aangehaperd
steekt een scherfje in mijn oog
vloek toch jammerend als een ketter met het wrijven
aangejaagd door het scherfje
oh ik ook
en jij weer
jij rolt je hoepels tot de wereld
van de bladzij vallen ze rinkeldekinkel in mijn schoot
poëzie die aankomt zetten als een joelende reus
een joelende reus met bedoelingen
een reus als medusa
met voortschrijdend licht uit zijn borstkas
dan eindelijk het scherfje uit mijn oog
het is ook godgeklaagd want nu begint het tranen
gods water over gods akkeren
maar dan juist niet
snap je
aanstormende reus
met licht uit je borstkas
die nu voor me staat te shinen op tafel
en uitstraalt over de wijde wereld
oh ik
ik leg mijn verblinde gedachten even
heel even tegen zijn stralende schenen
en in een reflex
grijpen mijn handen omhoog
omklem ik zijn broekspijpen
en klim ik op zijn reuzenschoenen
en als ik mijn tranende ogen dicht doe
opent mijn borstkas op een kiertje
en dansen we –heel even
dwars door de tijd
en het boek
op tafel