Zijn jonge beeldend kunstenaars in tijden van Facebooknarcisme alleen bezig met hun particuliere beslommeringen? Ron Vaessen bezoekt de expositie ‘Best of Graduates 2017’ in galerie Ron Mandos in Amsterdam en ziet een nieuwe lichting die zich, bewust of onbewust, verhoudt tot de vragen van deze tijd.
Op een grijs televisietoestel trapt een jonge vrouw een gele basketbal door een stad van lijnen. Lijnen van deurstijlen, verkeerspylonnen, zebrapaden, autowegen en de tegels in voetpaden en muren. Zelf is Pip Passchier (Willem de Kooning Academie, Rotterdam), de kunstenaar, gekleed in stof dat is doorkliefd met dezelfde kleurrijke lijnen als op het werk Offside I dat aan de muur hangt. Een basketbalveld van boven gezien in 2D. Wat zien we? Wat doet ze? Wat betekent het, waarom, waarom?
Het zijn vragen waar je als bezoeker van een expositie al snel over struikelt, waarna je verward de uitgang zoekt. Bij ‘Best of Graduates 2017’ hoef je je niet over te geven aan die impuls. Er is in principe geen inhoudelijke lijn in de werken van de zeventien kunstenaars en dat is niet imponerend, maar juist uitnodigend. Als je iets echt niet begrijpt, loop je gewoon naar het volgende werk.
Thematisch is er wel een lijn, stelt het persbericht. De werken blijven vooral dicht bij de persoonlijke ervaring, emoties en observaties van de kunstenaars. Dit zou de afwezigheid van complexe politieke vraagstukken verklaren.
Ga ik me vergapen aan navelstaarderige kunst of zal ik toch engagement bespeuren? Met deze vragen sluip ik de galerie binnen. Ik wil weten wat jonge kunstenaars, niet veel jonger dan ikzelf, maken. Zijn ze in tijden van Facebooknarcisme en de ‘B.V. IK’ alleen bezig met hun particuliere beslommeringen, zoals jongere generaties wordt verweten? Dat vind ik moeilijk om te geloven: het is ook de tijd van het verzet tegen ongelijke behandeling, de bio- en kledingindustrie. Wat zien we bij jonge kunstenaars terug van de grote en de kleine wereld?
Er is in ieder geval genoeg te zien dat de verbeelding prikkelt. Bij Vytautas Kumža (Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam) bijvoorbeeld, die kleine ongelukjes opriep en zich liet verrassen door de uitkomst. Dit resulteerde in fotografische beelden waar mensen in elkaar overvloeien of elkaar afsnijden. We zien niet één keer een ‘heel’ mens maar delen van verschillende mensen. Een hand en een hoofd, een lichaam en een onderlichaam.
Het langst kijk ik naar een man in rode trui met zwarte haren, van opzij gefotografeerd. Hij heeft wel een rechteroor maar geen gezicht. De foto is uitgesneden in de vorm van een vrouwenlichaam dat is afgezet tegen een andere achtergrondfoto. Zijn haardos lijkt een andere kant uit te kijken dan het lichaam. Het werk representeert volgens Kumža de clichés in de commerciële fotografie en mij doet het onmiddellijk denken aan de theorie van Arthur Schopenhauer over het menselijk karakter. We kennen onszelf slecht en daardoor zijn we, laat dit beeld zien, maar delen van mensen. Hoe erg is dat en in hoeverre kan je als mens nog groeien, letterlijk groeien? Het zijn vragen die ik zelf oproep en mag beantwoorden.
Esmeé van den Akker (ArtEZ, Arnhem) propt een zwarte sok in haar mond, die eerder nog om haar arm was gewikkeld. Het filmpje maakte ze om een persoonlijke kwestie af te sluiten – ze zegt er niet bij welke – en ze mijmert in de catalogus van de tentoonstelling dat haar arm in die sok een leven van zichzelf lijkt te hebben. Daarmee werpt ze een interessante vraag op. Er wordt ons al zo lang verteld dat wij onze hersenen zijn, is de tijd niet eens gekomen om de rol van onze handen te overwegen? Het zijn die krachtige kootjes die ons in de wereld bestendigen als grote (her)vormers van de materie.
Er zitten hedendaagse en persoonlijke kwesties, van kunstenaar én toeschouwer, verborgen in de werken. EGO van Joris Strouken (AKI ArtEZ, Enschede) belichaamt dat nog het meest. Op veelkleurig gelijnd katoen zien we een naakt, gedrongen mannetje. Het drie-letterige titelwoord is in het katoen gekrast, over het hoofd heen. De roze lijn die over de voeten loopt vervormt tot een slipper, wat niets minder lijkt dan een metafoor voor het verstrikt zijn in de katoen die hij maakt voor ons, welgeklede Westeriosi.
Toch wel een onthutsende realisatie, als ik me heb ontworsteld aan die indringende ervaring: Strouken gebruikt gewoon vaker katoen als ondergrond voor werken. EGO zag hij als zelfportret waarin hij experimenteerde met een lichaam dat zowel oud als jong kan zijn. Maar zelfs als hij bewust of onbewust geen tel bezig was met kinderarbeiders – ik zie het, het is er ook.
Het persbericht schrijft de politieke onderwerpen in deze kunstwerken af, toch durf ik te beweren dat de grote vragen van onze tijd hier worden aangepakt. Ik noemde al het doek van Strouken, maar veel duidelijker nog is dit in de werken van Sam Hersbach en het kunstenaarsduo Arthur Boer en Boris Smeenk.
Sam Hersbach (HKU, Utrecht) toont ons de primitieve mens die zichzelf in oorverdovende stilte leert kennen in de oerwouden van de geschiedenis. Wat is er politieker dan de opkomst van de mens en de daarmee gepaard gaande vernietiging van de rest? In een werk toont hij een man met twee paar stippen op het lijf. De titel –tijdelijk zonder titel-2 resoneert door Hersbach’ andere werken heen: doen geweld en ontdekkingen van onze vroegste voorouders ertoe, telt een ervaring als je er nog geen woord voor hebt? Wanneer zijn ogen ogen en tepels tepels, in plaats van gewoon stippen op het lijf? Misschien stelde hij deze vragen niet maar hij schrijft nota bene zelf: 'I do not desire to be a total thought dictator. The one to one relation between the viewer and the painting is upmost important, and my view on the painting is not the absolute truth'.
Lekker actueel is het werk van Arthur Boer en Boris Smeenk (Willem de Kooning Academie, Rotterdam). Zij stellen big data en Artificiële Intelligentie aan de kaak. Het kunstenaarsduo bouwde een supercomputer en voerde die plaatjes van Instagram, via onder andere de hashtags #beauty en #selfie. Wat ziet zo’n computer eigenlijk? Aan de muur hangt in drie lange stroken het beeld dat dit wonder van de moderne technologie van onze tijd heeft: een vaag allegaartje van uitgesmeerde beeldruis, af en toe een schim van een menselijk gezicht en op één doek steeds hetzelfde paar ogen. Als je ergens nog hoopte dat zo’n intelligentie rekening met ons gaat houden, dat computers onze levens nog meer gaan verbeteren, dan is je hoop bij dezen uitgeveegd. Zelfs een goedwillende superintelligentie kan alleen maar fouten maken, als die als een zeer slechtziende zonder wandelstok overal tegenop botst.
Fascinerend is dat ze de computer zelf hebben neergezet in plexiglas, waarvoor je het beste even door de hurken gaat. Het concrete en materiele overheerst. De ventilatoren, de gekleurde draadjes en componenten van plastic en ijzer. Je kan het ding zo optillen. Is dit het grote gevaar dat de mensheid gaat overvleugelen? En als wij onze hersenen zijn, is een computer dan zijn chips en als het zelfbewust wordt, heeft het dan een ziel waarmee het kan ontsnappen aan silicium en USB 3.1, terwijl wijzelf zijn vastgeklonken aan de aloude bouwstenen van bot en vlees?
Nog ééntje dan. Op weg naar de uitgang loop je op tegen het apocalyptische werk van Martin Brandt (Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam). Er staan fusten op de grond met vervuild water met spierwitte konijntjes eromheen en er ligt een paar zwarte slippers. Mooi is het zilveren vlies aan de muur getiteld Untitled 5, met een thermometer ervoor op 80 Fahrenheit. 26,5 Celsius. We zien hier dus klimaatverandering, wat toevallig ook de metafoor schijnt te zijn die de White Walkers in HBO’s Game of Thrones vertegenwoordigen. Hoewel, is het toeval? Kijk er eens goed naar: Brandts werk is niet alleen een hoge muur van verwilderd ijs, het is tegelijkertijd een monster van kou dat ons met zijn blauwe gloed door de kieren heen aangaapt als The Night King dat al zeven seizoenen doet. En wij, karakters en kijkers, ondertussen maar hopen dat onze al te menselijke verlangens worden vervuld. Draken, kastelen. Wraak!
Wat is deze expositie een feestje van de associatie. Als je niets van een werk begrijpt kan je het navragen bij de gastvrouw. Vooral moet je zelf durven kijken, denken en ervaren. Wie beweert dat jonge kunstenaars zich niet bezighouden met complexe politieke vraagstukken kijkt mogelijk goed volgens het boekje, maar ziet niet het hele plaatje. Zelfs als ze het zelf niet doorhebben, verhouden deze kunstenaars zich tot de wereld. Dat stemt, in tegenstelling tot de wanhoop die uit sommige werken oprijst als een spookbeeld, hoopvol.
De expositie ‘Best of Graduates 2017’ is nog tot en met 2 september te zien in galerie Ron Mandos, Amsterdam, geopend van woensdag t/m zaterdag van 12.00 tot 18.00u. www.ronmandos.nl