Miss! Selfie?! Drie gehoofddoekte pubermeisjes kijken me verlegen lachend aan, hun smartphones vastberaden in de hand. We staan op een van de drukste pleinen van Jakarta, ik voel me een vieze, bezwete toerist, en als een van de weinige witte lange mensen hier word ik sowieso al genoeg aangestaard. Toch haal ik lachend mijn schouders op en zet mijn tas op de grond. Een uitgebreide fotoshoot volgt: eerst met z’n eerst met z’n vieren, dan ieder meisje alleen met mij. Een jonger broertje dat van een afstandje heeft staan kijken durft zich er uiteindelijk ook in te mengen, en als moeder even later met een kinderwagen verschijnt, volgen nog eindeloos veel ongemakkelijke portretten van mij met baby. Bij gebrek aan een gemeenschappelijke taal blijken foto’s een effectief middel om toch iets meer dan een glimlach uit te wisselen met die rare, uit de kluiten gewassen witte mensen.
Fotografie als uitnodiging tot contact. Het is een idee dat ik niet had verwacht aan te treffen op de Unseen Photo Fair, maar dat in de marges overal opdook. De opzet van de beurs, die ieder jaar eind september neerstrijkt in de Westergasfabriek in Amsterdam, is aan de ene kant commercieel: galeries uit de hele wereld tonen er hun collectie aan rijke verzamelaars en aan musea. Dit levert veel witte muren op met saaie, dure plaatjes voor boven de bank, maar ook exposities met interessant werk van kunstenaars en fotografen als Jennifer Tee, Scarlett Hooft Graafland en Navid Nuur. Toch is het allemaal wel heel veilig en gelikt: met je glas prosecco in de hand kijken naar mooie plaatjes, of naar plaatjes die zodanig bevestigd zijn als kunst dat ze ook lelijk mogen zijn. White walls, designer dresses. In de hoofdexposities is weinig ruimte voor nieuwe, spannende ideeën over fotografie; wat het is, wat het zou kunnen zijn. Maar in de programma’s rondom die exposities is die ruimte er des te meer.
Goede gesprekken
Zo is er ‘Making Memeries’, een reizende tentoonstelling met bijbehorend programma door Bruno Ceschel, directeur van fotografieplatform Self Publish, Be Happy, en kunstenaar Lucas Blalock. Het uitgangspunt is de veranderende rol van fotografie in het alledaagse leven: waar vroeger fotografie vroeger vooral diende als een middel om de tijd te bevriezen en herinneringen vast te leggen in print, bevinden we ons tegenwoordig in een wereld waar het maken en uitwisselen van vluchtige, efemere beelden centraal staat. Hoe gaan hedendaagse fotografen hiermee om?
De expositie bestaat uit acht enorme fotopanelen, die in een achthoek zijn opgesteld. Binnen in die achthoek vinden programma’s plaats die de grenzen tussen fotografie en performance, tussen verstilde van fotografie en het beweeglijke, lichamelijke of intermenselijke van theater, opzoeken. Een mooi voorbeeld daarvan is 'The Clinic', waar je als bezoeker vijftien minuten in gesprek gaat met een fotograaf, filosoof of psycholoog, over een foto die je zelf hebt gemaakt. Vooral over de foto dus, dacht ik. Maar voor ik het wist hoorde ik mezelf vertellen waarom ik van rotsklauteren hou en waarom ik bang ben voor niets doen.
Wereldbeelden samenbrengen
Ook bij de installatie van 8 BALL Zines, een project geïnitieerd door Lele Saveri, staat het idee van ontmoeting centraal. De New Yorkse fotograaf vroeg 41 fotografen uit 19 verschillende landen, verspreid over 4 werelddelen, om foto’s in te sturen, die hij per inzending verwerkte in een ‘zine’; een boekje van gefotokopieerde en aan elkaar geniete A4'tjes. Het oogt op het eerste gezicht wat amateuristisch, maar de boekjes zijn stuk voor stuk zorgvuldig samengesteld, en ook in deze kwaliteit zijn de foto’s sprekend genoeg. Zo zijn er de portretten van de Ugandees-Keniaanse fotograaf Richard Lokiden Wani, die inwoners van zijn geboortedorp portretteert zoals zij graag geportretteerd willen worden. Een dokter nonchalant leunend op het bordje van zijn praktijk, een vrouw staand in een maïsveld in een zondagse jurk met bijpassende tas, of een man voor zijn gloednieuwe, met slingers behangen auto. Of de foto’s van Yang Seungwoo, die jarenlang werkte voor de Yakuza, de Japanse maffia, en deze wereld op indringende wijze in beeld brengt. Stuk voor stuk openen de boekjes een wereld, en in de installatie van 8 BALL ZINES hangen ze in een ruitvorm gerangschikt aan de muur; verschillend, maar allemaal gelijk.
Het idee voor dit project, vertelt Saveri – gemillimeterd bruin haar, armen vol tatoeages en vriendelijk twinkelende bruine ogen – ontstond toen de vluchtelingencrisis op haar hoogtepunt was: ‘Het vreemde, buitenlandse, werd om me heen telkens als een bedreiging afgeschilderd, iets dat je met muren buiten moet houden.’ Als antwoord daarop zocht hij naar een manier om verschillende visies, afkomstig uit verschillende delen van de wereld, samen te brengen, via een medium dat altijd heeft gestaan voor vrije expressie en verspreiding van informatie. Het mooie aan zines is immers het open en onafhankelijke karakter ervan: zelfgemaakte, gefotokopieerde boekjes zijn sinds de jaren ’70 een middel geweest voor underground dichters, schrijvers, activisten, en kunstenaars om hun ideeën uit te drukken en op een goedkope manier te verspreiden, zonder tussenkomst van uitgevers en galeries. Dat toegankelijke karakter straalt ook van de installatie van 8 BALL Zines af: bezoekers kunnen zelf een exemplaar van de boekjes meenemen, tegen een symbolische prijs van een euro per stuk.
Afstand en intimiteit
Fotografie is van oorsprong een afstandelijk medium. De fotograaf bekijkt de wereld vanachter een lens, veilig, verscholen. Zelfs wanneer je de meest intieme scènes fotografeert, is er altijd nog dat apparaat waarachter je jezelf onkwetsbaar kunt wanen. Er staat niets op het spel; jij zelf blijft buiten beeld. Ook als bezoeker van een fotografietentoonstelling staat er weinig op het spel; er is een glazen wand tussen jezelf en de wereld die op de foto’s wordt afgebeeld. Een beeld kan je raken, aangrijpen, je kunt er misselijk van worden, maar je kunt er ook van weglopen, je blik afwenden. Nooit komt iets echt dichtbij, je wordt geraakt, maar nooit aangeraakt. De wand is er altijd.
Juist moderne verschijnselen als de smartphone, die ons tot narcistische eikels zouden maken, hebben daar verandering in gebracht.
'Fotografie is geen eenrichtingsverkeer meer'
Zoiets banaals als mijn verzameling vakantieselfies laat dat al zien: een paar jaar geleden verschool ik me als toerist nog achter een dikke spiegelreflexcamera terwijl ik exotische derdewereldtaferelen fotografeerde, nu was ik overal waar ik ging zelf ineens het exotische object. Met alle ongemakkelijkheid en kwetsbaarheid die daarbij hoort. Fotografie is geen eenrichtingsverkeer meer, maar iets waar iedereen toegang toe heeft, waarmee je verschillende perspectieven op de wereld kunt openen en met elkaar in contact kunt brengen. Een aanleiding voor een ontmoeting, of een gesprek. Dat deze ontwikkelingen hun weg naar de fotografie met een grote F vinden, wordt duidelijk in de marges van Unseen, in projecten die ontstaan zijn vanuit het verlangen om te ontmoeten, om aan te raken. Tussen de witte muren vol mooie plaatjes wordt de wand daar soms, heel even, vloeibaar.