‘Koffie krijg je van mij: bakkie troost ☺’, mailde de Troostcoach. Ik zit in de trein naar Den Haag en probeer zoveel mogelijk uit het raam te kijken, dat lijkt me de beste voorbereiding op ons gesprek. ‘Verwacht van mij geen waarheden of wijsheid’, stond er ook. Ik moet toegeven dat ik een tikkeltje teleurgesteld was.
Vanaf het moment dat we elkaar de hand hebben geschud, begin ik met ratelen. Leo, de Troostcoach, is zo iemand bij wie het geen moeite kost je kwetsbaar op te stellen. Hij is iemand die je door vragen te stellen de ruimte geeft om te spartelen en samen met je op aha-momenten afstevent.
Alleen Leo’s montuurloze bril en colbertje verraden dat hij ooit informatica studeerde en werkte bij ING en Defensie, de rest niet. Voor Defensie schreef hij een rouwprotocol voor werkgevers; ‘gesneuvelde militairen worden herdacht met alle eerbetoon. Maar als civiele medewerkers stierven, gebeurde er vrijwel niets.’
Zelf ontdekte hij thuis hoe moeilijk troosten soms kan zijn. Zijn vrouw vond hem te analytisch. Mensen zijn geen wiskundige problemen. Eenmaal bewust onbekwaam was er geen weg terug.
Als ik hem The Art of Comforting van Val Walker laat zien, wijst Leo op de ondertitel, ‘What to say and do for people in distress.’ Daar gaat het volgens hem al mis, het doet vermoeden dat de trooster alles in z’n eentje moet doen. ‘Het is een proces van vragen, geven en ontvangen’, zegt hij. Er is geen af te vinken to-do list.
‘Troosten is de ander zijn eigen verdriet teruggeven.’ Maar verdriet is niet iets dat je kan overgooien, het heeft geen substantie. Je kan er niet mee lummelen tot het over is.
Hoe langer we praten, hoe meer ik het gevoel heb dat Leo me aan het troosten is. Hij vertelt over zijn voorbeeld, psychotherapeute en schrijfster Riekje Boswijk-Hummel. Zij zegt: ‘Je komt met lege handen, maar als die ergens goed voor zijn is het om de tranen van de ander op te vangen.’ Ik ben ondertussen al lang voorbij het punt dat ik om dit soort dingen moet lachen. Als je veel over troost leest en praat ga je het wollige jargon (voetstappen in het zand, sterren, klaprozen) begrijpen; het zijn dappere pogingen te vatten wat het is.
***
‘Heb je door dat je constant over ‘je’ praat?’, vraagt Leo. Voor de honderdste keer binnen deze queeste voel ik me betrapt. De ‘je-vorm’ is een kunstgreep om jezelf ergens buiten te houden, dat weet ik best. Het is doorzichtig. Het gaat de hele tijd over mij. Als iemand dat weet, lieve lezer, dan ben jij het.
‘Troosten gaat in de eerste plaats over jezelf’, zegt hij zonder te weten hoe geruststellend dat is. Ik ben geen gruwelijke narcist. Het is lastig om iemand te zien lijden, het voelt raar om een zogenaamde in redder in nood te moeten zijn. Daar kan je niet omheen.
Degene die lijdt brengt je in een lastig parket, hij zadelt je met ellende op. Zo had ik het nog nooit durven bekijken. Het klinkt misschien als een verwijt of een verkapte poging om de spotlight van de rouwende te stelen, maar dat is het niet. Het maakt troosten een proces van twee gelijkwaardige mensen die allebei worstelen. Geen van beide hoeft iets hoog te houden. Er is geen redder in nood, er is geen zielenpiet.
‘Het mooiste wat je kan doen, is als mens aanwezig te zijn’, zegt Leo en ik heb een aha-moment van jewelste. Iemand kan zich never-nooit-niet veilig bij mij voelen, als ik van mezelf de perfecte trooster moet zijn. Een perfecte trooster vraagt om een perfecte lijdende. Er lijkt me niks oncomfortabeler dan een perfecte lijdende te moeten zijn.
‘Rouw is een post-apocalyptisch landschap waar je met z’n tweeën verloren in staat,’ vertelt Leo. Een kale woestijn. Soms kom je een stapeltje stenen tegen en word je eraan herinnerd dat er eerder al mensen waren. Door zo’n landschap kan je niemand heen gidsen, want niemand kent de weg. Het enige dat je kan doen is samen op onderzoek uitgaan.
‘En wat nou als je niet gelooft dat het goed met iemand komt?’, vraag ik.
‘Tja.’
In onze wereld geloven we maar al te graag dat verdriet ons uiteindelijk sterkt. What doesn’t kill you makes you stronger. Als ik James Bond aan het einde van een film een glas whisky zie drinken, denk ik: veel succes met je post-traumatische stressstoornis. Als iemands vader dood is blijft die dood, hoe hard iemand zijn best doet verder te gaan. Het kan wel weer goed komen, maar nooit zo goed als van tevoren. Ik ken niemand die zijn trauma’s dankbaar is.
Het allermooiste dat er kan gebeuren is dat iemand zijn eigen potentie weer gaat inzien. Je kan daarin helpen door voor iemand te zorgen, maar ook door iemand uit te dagen. Iemand tijd en rust gunnen, vooral niet te snel te gaan. Als iemand iets is kwijtgeraakt (een geliefde, een kind, een baan), kan het ontzettend veel pijn doen om te beseffen dat de pijn zal slijten. Liefdesverdriet, rouw, het gemis van automaatkoffie en collega’s zijn ook een eerbetoon aan wat er was.
Toen mijn lievelingstante haar baan bij een bank verloor, was ik al binnen een uur aan het schreeuwen dat de hele financiële wereld door en door verrot is. Ik denk niet dat dat haar heeft geholpen.
***
‘Mag ik jou een knuffel geven?’, vraagt Leo. Ik zeg ‘ja’. We staan op van onze tafeltjes, en er gebeurt wat ik al verwachtte. Leo pakt me vast en drukt me langer tegen zich aan dan ik bij iemand zou durven. We staan midden in de Starbucks. We zien er vast ontzettend raar uit samen. Ik besluit dat het niet raar is. Ik ben blij dat ik hier over gepraat heb, en ik heb het gevoel dat er iets in me veranderd is.
En ik hoop dat ik weer een stukje zachter ben geworden, ik hoop het echt.
In de tram naar Scheveningen, dat leek me de beste plek om na ons gesprek heen te gaan, probeer ik zoveel mogelijk uit het raam te kijken. Ik heb ontzettend de behoefte om te huilen, ik bel mijn moeder. Het lukt me niet om te vertellen waarom dit zo’n ontzettend goed gesprek was. Als ik lacherig doe over de knuffel op het eind, merk ik dat ik niks veranderd ben, en dat ik veel te snel wil gaan.

Lisanne van Aert (1993) is redactielid bij Hard/hoofd en schrijver, theatermaker en toekomstig bloemist. lisanne@hardhoofd.com

Elzeline Kooy is een illustrator/striptekenaar, wonend en werkend in Rotterdam. Haar werk kenmerkt zich door een tikkeltje onhandige lijn en surrealistisch kleurgebruik. Elzeline wordt hierbij geïnspireerd door situaties die zij in haar dagelijks leven observeert.