‘Hoe gaat het met je?’, vraagt een vage kennis op een feestje. Ik weet welk antwoord hij verwacht. Ik heb dat antwoord vanavond al vaak gehoord, en met mij ging het ook jarenlang ‘goed’ en dan quasinonchalant: ‘druk’. Maar nu, nu er geen talloze projecten meer zijn waar ik mijn bestaansrecht aan ontleen, voel ik me naakt. Voelt de vraag existentiëler. Hoe gaat het met me? Volgens mij wel goed? Maar hoezo eigenlijk? Waar ben ik in hemelsnaam mee bezig?
Sinds ik niet meer ‘druk’ ben, besef ik pas hoeveel waarde er altijd aan dat kleine woordje kleefde. Het gaf me het gevoel dat ik succesvol was. Het gaf me aanzien, structuur. Zelfs op de momenten dat ik absoluut niet wist waar ik mee bezig was, was ik druk. Dat was tenminste iets. Iets om voor uit bed te komen, iets dat mij een houding gaf tegenover anderen op feestjes. Nu ik niet meer druk ben, moet ik ineens op zoek naar een andere manier van communiceren.
Mijn eerste strategie was: choqueren. ‘Hoe gaat het met je?’, vraagt iemand. ‘Goed, ik doe tegenwoordig zoveel mogelijk niks.’ Ik voelde een zekere mate van euforie als ik vervolgens het ongemak zag van mijn gesprekspartner. Ik had het gevoel dat ik in mijn eentje een revolutie tegen het systeem ontketende, maar als ik vervolgens de vraag terugstelde en de ander zei ‘Ik ben best wel druk, ik doe dit en dit,’ kromp ik ineen.
Mijn volgende strategie bestond uit mezelf kwetsbaar opstellen. ‘Waar ben je mee bezig?’, vraagt iemand. ‘Ik heb eigenlijk even geen idee.’ Vervolgens valt het gesprek stil, of begint de ander oplossingen te verzinnen: ‘Misschien kan je les gaan geven?’ Ik voel me een paria of iemands persoonlijke liefdadigheidsproject, en voel me ongemakkelijk bij alle twee. Het geeft me het gevoel dat het niet uitmaakt wat ik ga doen, als ik maar zo snel mogelijk weer druk ben. Dan doe ik weer mee.
Soms vraag ik me af of ik bitter word. Nu ik gevoelsmatig geen ‘succes’ meer heb, valt het me pas op hoeveel tijd we eigenlijk bezig zijn met onze successen delen. En dan bedoel ik vooral de uiterlijke verschijningsvormen: de prijzen, de trofeeën. Ik word bijvoorbeeld vaak een beetje misselijk van schrijversbiografieën. Het zijn opsommingen van publicaties, maar waarover ze schrijven? Geen idee. Jaloezie speelt vast een rol, maar er is meer.
Ondanks dat het misschien niet concreet is, ben ik namelijk nog steeds ‘druk’ met dingen bezig. Ik lees, ik fiets, heb meningen, kijk om me heen, en ik vraag me steeds vaker af: hoe kunnen we in het gesprek met elkaar terug naar de inhoud keren? Hoe kunnen we een klimaat creëren waarin we ons niet focussen op agenda’s en cv’s, maar op drijfveren?
Laten we de volgende keer, als we elkaar tegenkomen op ’n feestje, ‘ns aan elkaar vragen: ‘Wat houdt je bezig?’ Het is misschien in het begin wat onwennig, het voelt misschien wat privé. Maar ik geloof dat het uiteindelijk beter is voor iedereen. Opdat we onszelf en de ander niet meer tot opsommingen van aantoonbare successen reduceren, maar dat we uitwisselen waar ons hoofd vol van zit.