‘Yes! Vanavond een extra uitzending, jongens!’ riep de redacteur van het actualiteitenprogramma terwijl hij een vuist maakte. Op dat moment verloren duizenden Japanners hun leven door een tsunami. De harteloze reacties van de doorgewinterde journalisten gaven me destijds, als tweeëntwintigjarige stagiaire, een onbehaaglijk gevoel. Ik wil nooit zo onverschillig worden als zij, dacht ik. Het stelde me gerust dat ik me nog kon inleven in anderen en wel oog had voor andermans leed.
Nu ik hier op terugkijk, tien jaar later, besef ik dat ik harteloosheid verwarde met professionalisme.
Journalisten, artsen, advocaten, veel beroepen vereisen een dikke huid. Continu meeleven met anderen, wat ik destijds deed, is niet alleen nutteloos maar ook doodvermoeiend. In die periode kon ik haast geen krant lezen zonder een traantje weg te pinken. Intussen ben ik allergisch voor dit soort sentimentaliteit. Met vreemden meeleven moet kunnen – voor even. Verder verandert er niets wanneer je drieduizend kilometer verder in andermans ellende blijft zwelgen.
Volgens Butler zouden we moeten rouwen om ieder leven.
In de NPO-serie Sign of the Times (2018) komen vrouwelijke schrijvers, politici en filosofen aan het woord over verschillende thema’s. Tijdens de uitzending over ‘ongelijkheid’ bepleit de Amerikaanse filosofe Judith Butler dat we niet alleen met ons eigen volk, maar ook met vreemden moeten meeleven die we niet bij name noemen en die ver bij ons vandaan wonen. Volgens Butler zouden we moeten rouwen om ieder leven. Zonder te rouwen lijkt het alsof oorlogsslachtoffers geen leven hebben geleid, alsof ze geen volledige mensen waren, waardoor we ze kunnen wegzetten als getallen. Ze onderstreept hiermee haar humanistische ideologie, waarin we om elkaar moeten geven en voor elkaar moeten zorgen, ook voor onze buren duizenden kilometers verderop, willen we een betere wereld creëren.
Hoe mooi haar woorden, doordesemd van universele naastenliefde en maternalisme, ook klinken, in mijn ervaring is dit in de huidige patriarchale samenleving onhaalbaar.
Begrijp me niet verkeerd: onrecht raakt me nog steeds. Meeleven is menselijk en ik doe het maar al te graag, alleen werd het me in het verleden soms teveel. Ik deed het ook bij mensen die ik niet kende, alsof mijn antennes continu aanstonden. Een zwerver op straat die bij me bedelde kon me soms nog dagen in zijn greep houden. Absurd, maar het gevoel van medelijden en ook een soort schuldgevoel, omdat ik het beter had dan hem of haar, overmande me. Nu stel ik mezelf, wanneer ik weer tot tranen toe verval in medelijden bij mensen die ver van me af staan, de volgende vraag: wat heeft het voor zin om me rot te voelen, zonder dat het die anderen helpt? Kun je niet beter handelen en je energie omzetten in daden in plaats van tranen? En zolang dat niet binnen de mogelijkheden valt, kun je je dan niet beter afsluiten voor andermans leed?
Als ik de Vlaamse professor Ignaas Devisch, auteur van ‘Het empathisch teveel’, mag geloven, dan is het antwoord: ja. Deze filosoof heeft er een handje van om een antithese in te nemen: wanneer wij ons beklagen dat we te druk zijn en massaal afstevenen op een burn-out, schrijft Devisch een boek getiteld ‘rusteloosheid’ om te tonen dat de mens van nature ongedurig is.
Volgens Devisch moeten we ons niet laten leiden door ons empathisch vermogen, maar streven naar ‘werkbare onverschilligheid’. Devisch beweert dat wanneer we empathie als basis voor ons handelen gebruiken, ‘we irrationeel te werk gaan of ons door emoties laten verblinden.’
En zitten anderen wel te wachten op jouw medeleven?
Kortom, Devisch keurt het af wanneer mensen met hun warme gevoelens lopen te pronken, zowel politici als de gewone burger. Het enige wat je volgens Devisch bereikt met je medeleven betuigen en je Facebook-profielfoto in ‘Je Suis Charlie’ veranderen, is dat je er een moreel superieur gevoel aan overhoudt en door het leven kan als een empathisch wezen. Hij zegt dat het egocentrisch is wanneer we andermans leed of weltschmerz internaliseren, wetende dat we ons daar vervolgens goed over zullen voelen. Tevens beperken we volgens Devisch onze visie wanneer we ons laten leiden door empathie, omdat we vooral meeleven met degenen met wie we ons identificeren.
En zitten anderen wel te wachten op jouw medeleven? Waar we de minderbedeelden vooral mee kunnen verblijden, zegt Devisch, is een solidair systeem. Beter gezegd: een verzorgingsstaat met een sociaal vangnet, zoals wij die in het rijke Westen kennen, waarbij er geen onderscheid wordt gemaakt tussen burgers. Dit systeem lijkt volgens Devisch gek genoeg in deze tijden, waarin mensen dwepen met hun empathisch vermogen, af te brokkelen.
Daarom pleit Devisch voor minder empathie en voor meer geïnstitutionaliseerde solidariteit:
Dit abstracte systeem gaat ervan uit dat ik mij als individu niet telkens hoef in te leven in iemands persoonlijke situatie om hem of haar te ondersteunen. (…) Dat werkt in zekere zin bevrijdend, want hoe kun je met miljoenen medeburgers persoonlijk betrokken zijn?
Devisch hekelt de verheerlijking van empathie door politici als Jesse Klaver, die continu pleiten om je in te leven in anderen. Volgens Klaver zullen we elkaar hierdoor beter begrijpen, wat weer tot harmonie zal leiden. Volgens Devisch is dat een groot misverstand: ‘Als dat waar was, dan waren echtelijke ruzies allang uit de wereld.’
Het enige wat mijn teveel aan empathie al die jaren heeft opgeleverd, is kwaadheid, depressieve gevoelens en een fronsrimpel.
Als we het hebben over besturen, informeren en moreel handelen, zouden we dus niet moeten handelen vanuit emotie. Rationeel zijn we tot meer in staat dan wanneer we ons laten leiden door empathie, hoe verleidelijk laatstgenoemde ook kan zijn.
Het is zeer verleidelijk om je emoties te willen uiten op social media, wanneer populisten als Trump en Baudet verkiezingen winnen. De laatste tijd kan ik me ook zodanig druk maken om de CO2-uitstoot en de passieve houding van regeringen, dat ik haast ga lijden onder ‘klimaatstress’. En hoewel ik niet in Turkije woon, voelde ik me weken narrig na de zoveelste herverkiezing van Erdogan en de Turkse staatsgreep in 2016.
Na die coup is er echter een knop omgegaan: ik kan me druk blijven maken over andere landen, meer nog dan het land waarin ik woon, of me erbij neerleggen dat ik er niets aan kan veranderen óf, mits het kan, mijn stem laten horen. Dat laatste heb ik gedaan door te stemmen tijdens een Turks referendum en verkiezingen, waar ook Turkse Nederlanders toe gemachtigd zijn. Mensen in mijn omgeving keken vreemd op (‘Je woont daar niet eens! Je bent toch gewoon een Nederlander?’), maar mijn gedachte was: alle beetjes helpen. En als mijn stem meetelt, reken maar dat ze die dan horen.
Het enige wat mijn teveel aan empathie in het verleden heeft opgeleverd, is kwaadheid, depressieve gevoelens en een fronsrimpel. Op een gegeven moment wilde ik net als die redacteuren van het actualiteitenprogramma een dikkere huid ontwikkelen en heb ik de knop omgezet.
Wanneer ik in het weekend het Parool lees, blijf ik wat langer hangen bij het katern dat wekelijks twee pagina’s wijdt aan positieve nieuwsberichten. Ik weet ook dat slecht nieuws de media nu eenmaal domineert, dus ik spoor mezelf vaker aan om dat wat ik lees te relativeren. Ja, het is absurd dat er wereldwijd komieken, reality televisie-sterren en despoten een politiek ambt bekleden en dat we de aarde naar de klote helpen. Daartegenover staat dat de volgende generatie nu al, nog voordat ze überhaupt kunnen stemmen, aan het demonstreren is voor een betere wereld. Daarnaast laat de geschiedenis ons zien dat wij mensen weerbaar en innoverend zijn en het tij kunnen keren.
Als ik nu een krant lees zie ik het als informatie, iets om over te sparren, inspiratie om voor iets in beweging te komen, en behoed mezelf voor neerslachtigheid over de wereld die ons wordt voorgeschoteld. Wat we wel kunnen doen, in plaats van vitten op een ellendige wereld, is bijvoorbeeld overstappen naar een bank die geen wapenhandel sponsort, je handtekening zetten onder brieven van Amnesty International, demonstreren op de Dam, het vliegtuig vaker mijden, kortom: geen tranen laten maar daden verrichten.
Als we het hebben over een teveel aan empathie heeft dat ook zo zijn nadelen. Wanneer ik iets kan veranderen aan de situatie moet ik dat doen. Zo niet, dan moet ik het laten gebeuren en hopen dat het goed komt. Mezelf compleet afsluiten voor wat er in de wereld gebeurt kan ik niet. Daarvoor ben ik te nieuwsgierig van aard, maar ik leer steeds beter filteren.