De wereld staat in brand en dat mag niet onbeschreven blijven. Hard//talk is de seismograaf die de trillingen van de tand des tijds registreert. Wat heeft ons afgelopen week bezig gehouden? Wat bespraken we bij de koffieautomaat en waar lagen we wakker van? Vijf korte commentaren, in woord en beeld, van onze redacteuren.
Illustratie: Joost de Haas
Commentaar
Intellectuele mode
Vandaag (1 juni) opent er bijna ongemerkt een expositie in een Nederlandse provinciestad met ruim zestig Nederlandse en internationale namen en een oppervlakte van 12.000 vierkante meter. Een beetje kunstminnende stedeling zou nu verschrikt om zich heen moeten kijken en de interessante gespreksonderwerpen uit de kast halen om direct richting deze expositie te togen. Maar wanneer het de Mode Biënnale in Arnhem blijkt te betreffen, gaan de interessante gespreksonderwerpen vaak al snel de koelkast in. Mode, dat is toch uitsluitend bedoeld voor een welvarende en welverzorgde elite met lange benen? Of voor de meisjes die zich daar onder willen scharen met een H&M-jas en vintage rokje? Mode wordt al snel geassocieerd met uiterlijk, uiterlijk met ijdelheid, en ijdelheid met platheid.
Tussen kunst en mode gaapt een kloof, die de Biënnale in deze vierde editie vol overtuiging probeert te overbruggen. Dat alleen al verdient de aandacht, maar vooral de verbazingwekkende installaties die er door de ontwerpers zijn neergezet en waar iemand met enige interesse in beeldende kunst moeilijk omheen kan. Ik, als weinig modebewuste theaterstudent, moet eerlijk bekennen dat ik tot de vorige editie in 2009 eigenlijk geen idee had dat modeontwerpers ook kunstenaars kunnen zijn. Heel goede kunstenaars zelfs. En daarom kijk ik uit naar een levensecht slapend meisje van het Belgische duo A.F.Vandervorst, een kaars die tijdens de expositie van ruim een maand uiterst langzaam zal opbranden. Of de betonnen architectuur van Siki Im en Winka Dubbeldam, die de ervaring van een colbert van binnenuit blijkt te zijn.
Alle ontwerpers zijn gevraagd om hun ideeën en manier van werken te presenteren in een totaalvisie, en dat zorgt voor zeer conceptuele, abstracte of andersoortige werken die soms nog maar weinig met kleding te maken lijken te hebben. En gelukkig nog minder met ijdelheid, zodat ook de kunstliefhebber zich er kan vertonen, met een intellectueel verantwoord gespreksonderwerp.
Door Roos Euwe
Ver weg
Wetenschappelijke liefde
Het is altijd crisis, en het is ook altijd ingewikkelder dan je denkt. Ruwweg kwam het daar op neer tijdens de jaarlijkse conferentie van de International Communications Association, die afgelopen weekend in Boston werd gehouden. Weinig verrassend: zet een internationaal en interdisciplinair gezelschap van academici bij elkaar om de toestand van de wereld te bespreken, en de kans dat je aan het eind vier of vijf provocerende soundbytes overhoudt is nihil. Nuance is de norm, en iedereen is een uitzondering. Dus: ja, het gaat slecht met de journalistiek, maar in elk land om een andere reden, en bovendien is het minder erg dan het lijkt. Enzovoorts.
Academische expertise bestaat bij de gratie van vierkantemilimeterwerk. Maar zoals Theo Maassen ooit zei, is generaliseren het mooiste wat er is. Van vier dagen lang nuanceren wordt niemand erg geil; het is eerder een beetje deprimerend. Misschien dat er om die reden zo ongelofelijk veel wordt gedronken op zo’n conferentie.
Het avondprogramma met borrels, feestjes en netwerkmomenten was zo mogelijk nog voller dan het dagprogramma van serieuze panels, discussies en debatten. En misschien was het vanuit een soort existentiële angst dat het er zo ongelofelijk flirterig aan toe ging; academisch netwerken als een verkapte vorm van speeddaten.
Of misschien is de verklaring voor al het gelonk en geknipoog en geversier wel veel banaler dan mijn meta-analyse hierboven. Sluit honderden volwassenen vier dagen op in een afgelegen hotel in land waar ze niet wonen. Partners en kinderen blijven thuis. What happens in Boston stays in Boston. De natuur is veel simpeler dan je denkt.
Door Lynn Berger
Nieuws in beeld
EHEC-bacterie komt niet van Nederlandse komkommers
Illustratie: Anne Brakema
Rolmodel
De ideeënroutine
Het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic heeft deze week een Culture Edition. Daarin een special over ‘het idee’, het eerste moment van genialiteit, de vonk of de klap van de molen die uiteindelijk tot een kunstwerk leidt. Waar begin je? Menig Hardhoofd-redacteur staart elke week naar een leeg Word-document, wachtend op een briljante ingeving.
Schrijver T.C. Boyle begint nooit met handgeschreven aantekeningen, maar direct achter het toetsenbord. Zanger Paul Simon schrijft willekeurige cliché-frasen op en verzint daar een melodie bij. Regisseur Tim Burton tekent zijn personages voordat hij ze tot een verhaal maakt. En architect Frank Gehry laat zich leiden door praktische eisen: waar moet de deur komen, en de trap? Een vriendin van mij die een dagelijkse column moet vullen zorgt dat ze elke dag iets buiten de deur bezoekt, waarover ze dan kan schrijven. Een idee moet ergens vandaan komen.
In Nederland is men wanhopig op zoek naar ingevingen. Overal bieden instellingen podium aan ideeën. Je mag komen vertellen bij TEDx, bij Pecha Kucha; je kunt geld krijgen via Kickstarter of Voor de kunst en als het opvalt mag je het ook op TV komen vertellen. Er zijn zoveel mogelijkheden om je ideeën te delen, dat je wel een totale malloot moet zijn als je niet een keer ergens op een podium komt te staan om te vertellen over hoe je een stofzuiger hebt omgebouwd tot computer, jazz hebt gecombineerd met heavy metal of een oplossing hebt voor Afrikaanse kinderen met wintertenen. Maar hoeveel ideeënfabrieken ook, The Atlantic laat deze week zien dat kunst uiteindelijk uren staren naar een wit papiertje is, op zoek naar die kleine vonk.
Door Tim de Gier
Post Scriptum
Schouderklopje voor 'Sar'
Ik heb Edwin van der Sar ooit aangeraakt. Het was na de oefeninterland Nederland-Brazilië (2-2) in 1999, toen mijn vader wist op welke plek in de parkeergarage van de Amsterdam ArenA de spelersbussen stonden. Ik vroeg bedeesd de handtekeningen van Ronald de Boer, Patrick Kluivert en Dennis Bergkamp. Van de Brazilianen Ronaldo en Roberto Carlos mocht ik zelfs even hun bus in, om mijn programmaboekje door de hele selectie vol te laten krabbelen.
Maar van der Sar betekende nog iets meer. Met zijn typische rustige uitstraling nam hij de tijd voor iedereen. Ik liet me door het kringetje fans naar voren drijven, tot ik vlak achter hem stond. Toen besefte ik me dat ik helemaal geen stomme pennenstreek van de ‘Sar’ wilde. Ik bracht mijn hand omhoog en gaf hem… een schouderklopje. Vier, vijf klopjes van respect. Hij merkte het niet eens, maar ik draaide me tevreden om.
Het is een van mijn eerste voetbalherinneringen: de fout van Stanley Menzo in de UEFA Cup tegen AJ Auxerre in 1993. Deze blunder betekende de uitschakeling voor Ajax en gaf coach Louis van Gaal de kans om een jonge keeper een kans te geven. Een held was geboren. Ik werd zelf keeper in de E-jeugd. Net als mijn grote voorbeeld was ik goed in een-op-een-situaties en kon ik prima meevoetballen.
Tijdens de Champions League-finale van afgelopen weekend was er sprake van een schisma in onze vriendengroep: was je voor het sprookjesvoetbal van FC Barcelona, of voor een mooie carrièreafsluiter van ‘onze’ Edwin? Ik koos voor het eerste. Voetbalhistorie is mooi, maar je moet niet in nostalgie blijven hangen. Lionel Messi is mijn nieuwe held. Ik hoop hem snel een schouderklopje te kunnen geven.
Door Rutger Lemm