De wereld brandde ook in 2017 weer en dat is niet onbeschreven gebleven. Hard//hoofd heeft opnieuw als seismograaf de trillingen van de tijd geregistreerd. Wat heeft ons het afgelopen jaar beziggehouden? Zie hier de hoogtepunten van een jaar discussies, ruzies en gepassioneerde betogen op het redactiekantoor.
Sixpackseksime, 10 januari 2017
‘Ook mannen moeten tegenwoordig geloven aan de schoonheidscultus die tot voor kort vooral vrouwen trof’, was afgelopen weekend te lezen in het magazine van de Volkskrant (Blendle). Een interessant fenomeen waar allerlei zinnige dingen over te zeggen zijn, maar geen daarvan is terug te vinden in dit Volkskrant-artikel. In plaats daarvan begint het stuk met de volgende opening: ‘Mocht er iemand nog pessimistisch zijn over de emancipatie, wees gerust. Mannen moeten ook mooi zijn tegenwoordig.’
Vrolijk doet het stuk verslag van allerlei manieren waarop mannen tegenwoordig geobjectiveerd worden of zichzelf objectiveren: jonge jongens die zes dagen per week in de sportschool doorbrengen en letten op wat ze eten, cosmeticamerken die male grooming als groeimarkt ontdekt hebben, en kwijlwebsites als tubecrush.net. Die laatste is een site vol foto’s van mooie mannen die nietsvermoedend zijn gefotografeerd in de Londense metro, vergezeld van platte teksten over hun spieren, lippen, of de manier waarop hun broek hun ‘package’ laat zien. Als het hier om vrouwen zou gaan zou je de feministen aan het steigeren hebben, merkt de schrijfster op, maar mannen vinden het volgens het artikel niet erg om tot object gereduceerd te worden. Die constatering lijkt ook de rechtvaardiging te zijn voor de paginavullende foto’s van zestienjarige jongens met hun six- of eightpacks die het artikel vergezellen: ze laten zichzelf graag objectiveren, mooi toch?
Het objectiveren van mannenlichamen is natuurlijk geen nieuw fenomeen, en ook de gedachte dat de emancipatie van vrouwen hiermee compleet is, is al langer in omloop. Denk bijvoorbeeld aan die Chocomel-reclame in de jaren ’90 waarin zonnebadende dames likkebaardend toekijken terwijl een ‘hunk’ zonder zwembroek uit het zwembadhokje tevoorschijn komt, of die Coca-Cola-reclame waarin een groep kantoorvrouwen zich verlekkert aan het uitzicht: een glazenwasser met ontblote torso. Aan het WK voetbal in 2014, toen er eindeloos veel aandacht werd besteed aan het evalueren van de lichamen van voetballers. Of, recenter, de lijst met ‘77 mannen waar een vrouw mee geneukt moet hebben’, die feministisch tijdschrift Vileine publiceerde naar aanleiding van de ‘bangalijst’ van mannenblad Esquire. Bevrijdend, toch, dat we zover geëmancipeerd zijn dat vrouwen nu ook mannen tot seksobject kunnen maken.
Daar schuurt iets. Vrouwen vechten er al decennialang voor om te laten zien dat ze meer zijn dan lustobjecten. De negatieve invloed van de onmogelijke schoonheidsidealen die we voorgeschoteld krijgen via reclame en media is daarnaast welbekend. Hoe we er precies op vooruit zouden gaan als mannen nu ook aan dit soort seksisme worden onderworpen is mij onduidelijk. Emancipatie gaat over het streven naar een volwaardige plaats in de samenleving, vanuit een achtergestelde positie. Dat een andere groep bepaalde rechten ontnemen meer emancipatie op kan leveren, is een lelijke denkfout; wie aan dat idee lip service verleent, doet iedereen tekort die wel oprecht gelooft in strijden voor gelijkheid. Sterker nog, zo’n omkering voorziet degenen die al dat gedoe over emancipatie maar onzin vinden juist van ammunitie. Je hoort het ze al roepen: ‘Zie je wel, nu moeten ook mannen aan zo’n idioot schoonheidsideaal voldoen, dat krijg je er nu van!’
Sarah van Binsbergen
Democratie is geen rechts thema, 20 januari 2017
De democratie wordt bedreigd, waarschuwde Barack Obama in zijn afscheidsrede als Amerikaans president. In een voor zijn doen ongebruikelijk doemscenario stelt hij dat toenemende economische ongelijkheid voor meer cynisme en polarisatie zorgen, dat burgers zich door die polarisatie steeds minder in elkaar verplaatsen en dat rede en overleg langzaamaan plaatsmaken voor filter bubbles en wantrouwen. Onder zulke omstandigheden is het democratisch proces, dat gebaseerd is op gemeenschappelijke besluitneming en saamhorigheid, nauwelijks nog mogelijk. Democratie, zo betoogde de uitzwaaiende president, moet daarom door Amerikaanse burgers actief worden versterkt en nooit voor lief worden genomen.
In Nederland zijn er momenteel talloze partijen die hoog van de toren blazen over het versterken van democratie. De Partij voor de Vrijheid liet na het Oekraïne-referendum een onderzoek doen naar de mogelijkheden voor meer referenda in Nederland. De uitvoerende organisatie van dat onderzoek, Forum voor Democratie, is zelf inmiddels onder leiding van Thierry Baudet een politieke partij voor democratische vernieuwing geworden, die volksinitiatieven, bindende referenda en gekozen burgemeesters belooft. Columnist Jan Dijkgraaf startte op zijn beurt de partij GeenPeil, die formeel geen standpunten heeft, maar vertegenwoordigers naar de Tweede Kamer stuurt om exact zo te stemmen als de (meerderheid van) de achterban wil. Ook Jan Roos, lijsttrekker van VoorNederland en mobilisator van het 'Leger des Peils', strijdt voor democratisering van het politiek bestel.
Betekent dat dat er in Nederland hard gewerkt wordt in de geest van Obama? Het is opvallend dat de democratische vernieuwers allemaal uit grofweg hetzelfde politieke hoekje komen. Jan Dijkgraaf beweert wel dat GeenPeil politiek neutraal is – de achterban beslist immers – maar de impliciete veronderstellingen van zijn partij sluiten feilloos aan bij het politiek verhaal van de rest: 1) er is verzet nodig tegen een elite die de volkswil niet hoort en 2) dat verzet komt er door meer democratie, waarbij 3) democratie is gereduceerd tot stemmen en doen wat de meerderheid stemt. Dat is beslist een andere invulling dan die van Obama, die in zijn speech cynisme juist als gevaar voor een goed werkende democratie ziet.
Toch is het wel een verhaal dat werkt. En omdat andere partijen nauwelijks een alternatieve visie op democratisering geven, kunnen Wilders, Baudet, Roos en Dijkgraaf zich met gemak als hoeders van de democratie opwerpen. Net zoals milieubescherming ooit een ‘links’ thema werd, kan democratisering nu een ‘rechts’ thema worden, waarvan mensen buiten dat laatste electoraat vooral een vieze smaak in de mond krijgen. Politicoloog Jason Brennan deed hiertoe vorig jaar al een voorzet: in zijn boek Against Democracy pleit hij voor het invoeren van een nieuw type technocratie.
Politieke partijen en denkers zullen daarom op hun eigen manier de vraag om democratische vernieuwing moeten beantwoorden. Voor linkse partijen is er veel te halen, want juist democratie kan een middel tegen onderdrukking, ongelijkheid en oorlog zijn, zolang hij maar gebaseerd is op gemeenschappelijk overleg. We moeten democratie niet alleen niet voor lief nemen, maar ook blijven liefhebben.
Vincent Tijms
De VVD kleurt de wetenschap in, 21 februari 2017
De vorige keer schreef ik voor Hard//hoofd over de berichtgeving van het NRC naar aanleiding van een onderzoek naar IS-bruiden. De krant trok de onafhankelijkheid van het onderzoek in twijfel. Het artikel maakte veel discussie los binnen de universiteiten, maar ook in de Tweede Kamer. De VVD diende een motie in om een onderzoek te laten uitvoeren naar de politieke overtuigingen van wetenschappers aan de Nederlandse universiteiten . Ook wil de partij laten uitzoeken in hoeverre er sprake is van zelfcensuur en van een beperking van diversiteit aan perspectieven.
Hiermee neemt de VVD een lastige positie in. Moet de politiek zich bemoeien met de wetenschap? Je zou zeggen dat dit net iets te ‘Sovjet’ is voor de VVD. De VVD beroept zich er echter op dat in ‘het buitenland’ de discussie over politieke overtuigingen allang gevoerd wordt. Welk buitenland dit zou zijn doet er voor de VVD nu even niet toe. Dit mythische buitenland is de enige onderbouwing die de VVD geeft voor haar motie, wat een nogal een zwakke argumentatie is voor een dermate drastisch onderzoek.
Blijkbaar verdenkt de VVD wetenschappers ervan dat ze politiek gekleurd zijn en dat dit hun onderzoeken zo erg beïnvloedt dat de overheid er aan te pas moet komen om dit recht te zetten. Het vertrouwen in de wetenschap wordt volledig onderuitgehaald met de beschuldiging van een politieke kleur. Resultaten van onderzoek zouden bovendien worden aangepast of verzwegen. Dat dit geldt als fraude, een doodzonde binnen de academie, wordt even vergeten. Het feit dat wetenschappers juist constant in discussie met elkaar zijn en dat dit voortdurende debat een kernwaarde van de wetenschap is maakt ook al niet meer uit. Nee, de staat moet zich ermee bemoeien. De wetenschap is te belangrijk om aan de wetenschappers over te laten.
Maar waarom komt de VVD juist nu met deze verdenking? Het is een beetje naïef om te doen alsof dit werkelijk komt doordat een ongespecificeerd buitenland een ongespecificeerde discussie voert. De motie verscheen kort nadat het NRC-artikel waar ik vorige keer over schreef uit kwam, daarna was er nog een kleine mediarel rond de uitspraken van Ruud Koopmans en zijn claims over gewelddadige moslims. Zo stelde Martin Sommer dat de universiteiten een bolwerk zijn van linksmensen (Een claim die trouwens niet waar is), die geen tegenspraak dulden en door middel van peer review hun tegenstanders het zwijgen op zouden leggen - hier weer: dat peer review een methode is om de wetenschappelijke kwaliteit te beschermen doet er even niet toe. Alles wat niet politiek correct zou zijn zou doodgezwegen worden.
Uiteindelijk claimt de VVD dus dat de wetenschap te politiek gekleurd is. Maar hiermee kleuren ze de wetenschap juist in. Door zulk wantrouwen vanuit de politiek, met name de VVD, wordt het academici lastig gemaakt om nog onderzoek te doen naar politiek geladen onderwerpen. Zo jaagt de VVD wetenschappers eigenlijk alleen tegen hen in het harnas. Dan blijkt straks dat ze anti-VVD zijn geworden en dan moet de VVD daar natuurlijk iets aan doen.
Yoren Lausberg
Eerlijke gokkers klagen niet, 13 april 2017
Omdat ik graag win, gok ik nooit, of zeer sporadisch. In liefde en vriendschap komt het nog wel eens voor dat trouw beloond wordt, maar in het gokken is dat een extreme zeldzaamheid. Beloning is sowieso een zeldzaamheid in het gokken. Een eerlijke gokker weet dat en accepteert het.
Een grote groep deelnemers van de Staatsloterij was zich hier blijkbaar niet van bewust. Ze klaagden het bedrijf aan wegens misleiding: de Staatsloterij zou overdreven hebben over de winkans. De lotenkopers wonnen de rechtszaak en nu stelt de Staatsloterij een compensatie voor. Er komt een bijzondere trekking waar alle gedupeerden gratis aan mee mogen doen, als ze afzien van verdere juridische stappen. Er is 13,5 miljoen aan prijzengeld (aldus de Staatsloterij). Er is enorm veel belangstelling voor de extra trekking. Honderdduizend mensen sprongen alleen dinsdag al bovenop de aanbieding en haalden hun gratis loten op.
Dat zoveel mensen op het aanbod van de loterij ingingen, hoewel dat natuurlijk een nogal opzichtig zoethoudertje is, herstelt mijn geloof in de mensheid. Er is namelijk ook een optie om door te procederen en je inleg terug te krijgen. Als je dat doet ben je geen eerlijke gokker, maar een kortzichtige opportunist die op een luie manier aan geld wil komen. Dan mis je het belangrijkste punt van het gokken. Natuurlijk kun je een loterij niet vertrouwen en hoogstwaarschijnlijk win je nooit een miljoen!
Het gaat ook niet om winnen. Het gaat om durven verliezen en vooral gaat het om de kans, dat je een ander, beter leven krijgt zonder daar zelf wat voor te hoeven doen. Hoe groot die kans is, is van secundair belang. De dag na de trekking is bijna altijd een dag van frustratie, maar daarna kijk je weer vooruit. Volgende maand kun je immers weer winnen. Die spanning, daar betaal je voor en die hebben de klagende lotenkopers ook gekregen. Je maakt mij niet wijs dat ze geen lot hadden gekocht als de Staatsloterij wel eerlijk geweest was.
De 'gedupeerden' mogen een voorbeeld nemen aan de 21-jarige Jane Park. Zij won een loterij toen ze 17 was, werd miljonair, kocht een Chanel-tas en een borstvergroting en klaagde vervolgens de loterij aan, omdat ze gewonnen had! ‘Mensen kijken me aan en denken: “ik wou dat ik haar geld had”, maar die mensen beseffen niet hoeveel stress ik heb’, zei ze tegen een Brits tv-programma . Het winnen heeft haar leven verpest: ze was liever nog wat langer een hoopvolle lotenkoopslaaf geweest.
Ik denk dat de Staatsloterij gewoon helemaal niemand moet laten winnen. De kans op een beter leven is veel beter dan dat betere leven zelf. Dat besef is het geheim waarmee godsdiensten al eeuwenlang financieel succes hebben.
Tim Fraanje
Een koffietent is geen republiek, 4 mei 2017
Op fietstocht door de Amsterdamse Baarsjes, nog niet zo lang geleden een van de armere wijken van onze hoofdstad, ontdekte Simon de nieuwe koffietent annex flexwerkvrijplaats ‘Koala Republic’. Achter het pseudo-sobere decor (denk: onbewerkt hout, hangende planten, ‘Scandinavisch’) bleek een heuse republiek met een eigen ‘onafhankelijkheidsverklaring’ schuil te gaan. De ‘missie’ van deze zaak: goede koffie en gezond eten. Een speels getekende Koala staarde Simon aan met een assertieve blik van schattigheid en onschuld - een blik die alle subversieve potentie van deze zelfverklaarde vrijstaat weghoonde. Een gevoel van benauwdheid bekroop hem. Ontsnappen was onmogelijk.
Dat de wildgroei aan plekken zoals ‘Koala Republic’ duidt op een toenemende gentrificatie en homogenisering van onze hoofdstad weten we inmiddels wel. Het publiek is jong, blank, gezond en bemiddeld (of diep in de studieschulden). Hoe meer van dit soort tenten in een straat, hoe minder ruimte voor alles dat afwijkt van deze norm. Maar wat ons opvalt aan de hippe koffiezaak is niet zozeer haar esthetiek of clientèle, als wel wat een groot deel van deze clientèle er precies met hun spiegelgladde Macbooks komt doen: werken. De formica tafeltjes van menig tentje worden regelmatig urenlang bezet gehouden door druk typende twintigers en dertigers, die onverhoopt van hun café een werkplek maken. Zonder vast contract en zonder vaste werkplek vinden zij in deze tenten een surrogaatkantoor. Zo zien wij de hippe koffiezaak als symptoom van een bredere trend: de gestaag stijgende behoefte aan flexwerkplekken, door een gebrek aan vaste contracten en bijbehorende vaste inkomens, en de uitholling van sociale zekerheid voor degene met ‘creatieve’ (en minder creatieve) beroepen.
Dit mes snijdt vaak aan twee kanten: de hippe koffietent faciliteert deze trend namelijk niet alleen door de creatieveling een werkplek te verschaffen, maar past de flexwerkmentaliteit vaak ook toe op het eigen personeelsbeleid. Dat ondervond Merel toen ze ging werken in de keuken van een generiek yuppententje in de Amsterdamse Pijp.* De eigenaren, beiden werkzaam op de Zuidas, hadden de naam van dit ‘authentieke’ restaurantje letterlijk van een lijst van een consultancybureau geplukt. De enige momenten dat zij ‘op de vloer’ stonden waren om de kassa te legen of een vers kokoswatertje te halen (‘héérlijk na de bikram’). Een nul-urencontract, minimumloon, geen vakantiegeld, volledige vereiste beschikbaarheid in de avonden en het weekend, en geen maaltijd bij ‘korte diensten’ stonden nogal haaks op hun beoogde imago van ‘duurzaam’ en ‘vooruitstrevend’.
De toename aan hippe koffietenten maskeert dus in wezen dat de arbeidsomstandigheden van jonge mensen in toenemende mate precair worden. Het zijn de kantoren voor de ZZP’ers zonder vast contract, zonder werkplek en zonder een solidair netwerk van collega’s. Ze laten zich bedienen door onderbetaald en ondergewaardeerd personeel. De esthetiek van de zaak neutraliseert dit fenomeen: de rustieke bakstenen muren, de melkillustraties in de koffie, de quasi-spirituele, levensbevestigende slogans die het menu sieren, alles dient te wijzen op luxe en authenticiteit. In het doodstille koffiekantoor is het echter ieder voor zich: eigen tafeltje, eigen koffie, eigen scherm. Zo blijkt de hippe koffietent geen progressieve vrijstaat voor creatievelingen, maar een welriekend ballingsoord voor flexarbeiders.
* Wegens het tekenen van een geheimhoudingsclausule kan Merel de naam van dit restaurant helaas niet vrijgeven.
Merel Eimers en Simon van der Weele
Lang zullen zij leven, langer zullen zij werken, 29 juni 2017
We wisten al dat lager (of: 'praktisch') opgeleiden doorgaans een stuk eerder beginnen met werken, en dat het werk dat ze doen over het algemeen fysiek zwaarder is dan dat van hoger (of: 'theoretisch') opgeleiden. Nieuw onderzoek toont aan dat hoger opgeleiden ook eerder met hun werk stoppen. De reden hiervoor is simpel: terwijl de AOW-leeftijd langzaamaan omhooggaat, kunnen zij het zich permitteren om eerder te stoppen met werken en het ontstane gat te dichten met bijvoorbeeld spaargeld of de verkoop van een huis. Lager opgeleiden hebben deze financiële ruimte vaak niet, en zien zich genoodzaakt om tot de pensioenleeftijd door te blijven werken.
De vraag rijst nu of dit wel rechtvaardig is. Ik ben geen econoom, dus het financiële aspect van deze vraag laat ik buiten beschouwing. Vanuit sociaal perspectief lijkt deze ontwikkeling me echter op geen enkele manier te rechtvaardigen. Dit wordt pijnlijk duidelijk wanneer je de statistieken voor (gezonde) levensverwachting erbij neemt. Mensen zonder vervolgopleiding sterven gemiddeld zeven jaar eerder dan hbo'ers en universitair geschoolden, en voelen zich gemiddeld negentien jaar korter gezond. Ze werken dus niet alleen langer door, maar hebben ook veel minder tijd om van hun arbeidsloze oude dag te genieten.
Laten we het concreet maken. Eddie, mijn vader, begon op zijn zestiende met werken, eerst in de bouw en sinds een jaar of dertig als conducteur. Hij is nu tweeënzestig. Door het schommelen van de treinen begint hij last te krijgen van zijn knieën, maar hij moet nog vijf jaar tot aan zijn pensioen. Ik krijg het soms niet uit mijn hoofd, wanneer ik de professoren zie met wie ik samenwerk: ze zijn net zo oud als mijn vader, maar ze zijn minstens tien jaar later begonnen met werken, en ze kunnen er – mochten ze willen – eerder mee stoppen, om vervolgens in betere gezondheid van hun langere pensioen te genieten.
Doorrekenen met de beschikbare cijfers leidt tot een bizarre conclusie. Mannen zonder vervolgopleiding beschouwen hun gezondheid gemiddeld tot hun 53e als goed. Rond hun 60e ervaren ze de eerste echte lichamelijke beperkingen. Ervan uitgaande dat hun werk vaak fysiek zwaarder is en dat zij zich doorgaans geen vervroegd pensioen kunnen veroorloven, betekent dit dat ze geacht worden om nog twaalf jaar door te werken terwijl ze hun gezondheid niet meer als goed beoordelen, waarvan vijf jaar waarin ze met lichamelijke beperkingen te kampen hebben.
Anderzijds beschouwen hbo'ers en universitair geschoolden hun gezondheid tot hun 72e als goed. Op hun 77e krijgen ze hun eerste lichamelijke klachten. (Ter vergelijking: mensen zonder vervolgopleiding halen deze leeftijd gemiddeld überhaupt niet.) Door een hoger salaris zijn zij vaker in staat om eerder te stoppen met een fysiek minder zware baan, zodat ze gemiddeld nog zo'n dertien jaar zonder lichamelijke klachten van hun pensioen kunnen genieten.
Mijn vader droomt al jaren van een rechtvaardiger AOW-systeem waarbij niet leeftijd, maar het aantal gewerkte jaren leidend is. Het probleem is wellicht dat ons pensioenstelsel niet ontworpen wordt door conducteurs, maar door mensen die laat beginnen en vroeg stoppen met werken.
Anouk Kootstra
Papieren werkelijkheid, 6 juli 2017
‘Belastingadviseurs misleiden fiscus met papieren werkelijkheid’ kopt het FD. ‘Adviseringsbranche kent geen maatschappelijke verantwoordelijkheid en moraliteit’, schrijft de NOS. Want wat blijkt weer? Een onafhankelijke onderzoekscommissie constateerde deze week: rijke mensen en grote bedrijven ontwijken belasting! Die smerige belastingadviseurs ook!
Wie de berichten van het FD en de NOS echter goed leest, stuit op het genuanceerdere verhaal. De belastingontduikingsindustrie draait op verdomd ingewikkelde wetgeving. De Volkskrant en de onderzoekscommissie trekken die conclusie ook.
Als er gaten en grijze gebieden in de wet blijven bestaan, en er alleen maar nieuwe ingewikkelde constructies bedacht worden om die grijze gebieden en gaten aan elkaar te lijmen, is dat in de praktijk niets anders dan het subsidiëren van de gehekelde beroepsgroep belastingadviseurs en diegenen die het advies uit die beroepsgroep kunnen betalen. En de fiscus zit mopperend achter zijn Windows95-computers acceptgirootjes te printen.
De VVD wilde niet meewerken aan het onderzoek, omdat ‘er al genoeg regels zijn’. O, de ironie. De overheid is de meest meedogenloze schuldeiser van iedereen. En het grootste deel van de mensen met grote financiële problemen heeft schulden veroorzaakt door fouten met toeslagen en belastingen. Dus wee degene die de belastingregels niet snapt. Je bent erbij en komt er nooit meer bovenop. Tenzij je een multinational bent.
Wat écht zou werken is het versimpelen van het belastingsysteem. Daar zouden de lagere en middeninkomens mee geholpen zijn. Maar de hoogopgeleide ambtenaar, die zelf jaarlijks zijn bonnetjes aan zijn adviseur stuurt om het maximale uit zijn jaarlijkse aangifte te halen, heeft daar geen baat bij, of snapt niet hoe ingewikkeld de boel is omdat hij na jaren ambtenarij vergeten is dat niet iedereen fiscaal recht gestudeerd heeft.
Grote bedrijven en trustkantoren laten zich niet beteugelen. Sinds de internationalisering van de economie en de financiële sector heeft de overheid die strijd verloren. Je kunt je afvragen of er überhaupt ooit strijd is gevoerd of dat het bij een beetje kietelen is gebleven. Ik waardeer de integriteit en de bedoelingen van de onderzoekscommissie, maar de voorgestelde oplossing ‘meer belastingwetgeving, meer toezicht’ heeft nog nooit gewerkt sinds de eerste invoering van belastingwetgeving en toezicht.
Ik zou daarom willen voorstellen het probleem, en de oplossing, om te draaien. Wijs iedere burger en kleine ondernemer een eigen belastingadviseur toe. Het zijn hartstikke gezellige mensen. Deze maatregel is goed voor de werkgelegenheid en je draait die nare incassokantoren voorgoed de nek om. De aanmodderende Belastingdienst kan dan, in plaats van het lastigvallen van arme mensen die hun aangifte niet goed hebben ingevuld, echte boeven gaan vangen. Daar moet de VVD zich toch in kunnen vinden.
Suzanne Schönbeck
Rutte III en spoken uit het verleden, 17 oktober 2017
Voor wie zich afvraagt wat de onderhandelaars van ons nieuwe kabinet de afgelopen maanden hebben uitgespookt in de Stadhouderskamer, dat ongetwijfeld muffe mausoleum van lang vergane vaderlandse glorie, loont het de vluchtelingenparagraaf te lezen: ze werden bezocht door de spoken uit het verleden. Terwijl de onderhandelaars zich wellicht dachten te beijveren hun zeventiende eeuwse omgeving te kunnen reanimeren, met het Wilhelmus en propagandaboekjes, kwam het lelijkste spook aan tafel niet uit de Gouden Eeuw, maar gewoon uit de vorige. Door het ontnemen van autonomie, het buiten rechte ontzeggen van grondrechten, inclusief dat op rechtsbijstand, en elke vorm van waardigheid die er na een onmogelijke vlucht over is, berooft het kabinet vluchtelingen van hun menselijkheid.
Een van de kwaadaardigste voorstellen is het buitengerechtelijk opsluiten van lastige asielzoekers. Het kabinet wil vluchtelingen die zich niet aan de ‘huisregels’ van de, in hun angstaanjagende nieuwspraak, ‘behandellocaties’ houden opsluiten in ‘vrijheidsbeperkende locaties’ (VBL’s) en ‘extra toezicht en begeleiding locaties’ (EBTL’s). De details moeten nog duidelijk worden (al geeft een proef in Amsterdam aanwijzingen), maar het principe lijkt me duidelijk: het zonder proces, of zelfs strafbaar feit, het ontnemen van rechten. Wat zouden ze gedacht hebben: het legaliteitsbeginsel (dat precies dit verbiedt) staat vast voor de grap in zowel de Grondwet als beide strafwetboeken?
Maar er is meer. Een advocaat krijgen vluchtelingen niet meer, maar pas na een afwijzing voor het beroep. Saillant detail: de termijn daarvoor bedraagt één hele dag (dit noemt men ook wel de ‘Teeven-doctrine’). Vluchtelingen die mogen blijven krijgen straks niet meer simpelweg het geld waar ze recht op hebben (gelijke behandeling!) , uitkeringen en toeslagen, maar voorzieningen in natura. Gemeenten krijgen het geld, omdat vluchtelingen er niet zelf mee om kunnen gaan. ‘Activerend en ontzorgend beleid’ heet dat in het eufemisme van de eeuw, omdat totalitair paternalisme zonder uitzondering tot zelfstandigheid leidt. Tenslotte eist het kabinet inburgering. ’Het Nederlanderschap is iets om trots op te zijn en wat je moet verdienen.’ Ze moeten onze taal leren, onze wetten respecteren en onze vrijheden en gelijkheden ‘omarmen’ en werk vinden. Wie daar niet aan voldoet, moet weg.
Al deze voorstellen klinken (heel) misschien redelijk als je ze los van elkaar leest en zeker in het ondoorgrondelijke compromisproza van het regeerakkoord. Maar ze staan niet los van elkaar, integendeel: ze vormen een geheel waarin vluchtelingen systematisch hun menselijkheid wordt ontnomen. Want als je zomaar opgesloten kunt worden, niemand voor je op mag komen als er over je wordt beslist, je afhankelijk wordt gemaakt van de overheid, je gedwongen je cultuur en achtergrond moet opgeven voor een nostalgische, nationalistische versie van de Nederlandse, wat blijft er dan nog over?
Driekwart eeuw geleden schreef de staatloze vluchteling Hannah Arendt op angstaanjagende wijze over het lot van vluchtelingen in We Refugees (1943): met deze ‘new kind of human beings’ is alles mogelijk. ‘Since society as the great social weapon by which one may all men without any bloodshed; since passports or birth certificates, and sometimes even income tax receipts, are no longer formal papers but matters of social distinction.’ Het kabinet zal niet gaan moorden, maar ze discrimineert, bij wijze van administratie, en ontmenselijkt. De geschiedenis leert: daarna is alles mogelijk. Juist dat is de misdaad en juist dat maakt dat dit kabinet me de rillingen geeft – rillingen voor spoken uit het verleden.
Daan Steinebach
Reviaanse ironie bestaat niet, 2 november 2017
In Nederland bestaan geen onacceptabele uitspraken. Je komt overal mee weg, zo lang je maar zegt dat het om ‘ironie’ gaat.
Of ‘Reviaanse ironie’, nog beter. In NRC werd dat begrip onlangs weer uitgelegd, in een profiel van Annabel Nanninga , die lijsttrekker wordt voor Forum voor Democratie. In het profiel wordt geopperd dat haar ‘kritiek op asielzoekers’ gezien moet worden in een typisch Nederlandse traditie: ‘Reve begon ermee in 1972 toen hij stelde dat migranten uit de Antillen “allemaal met een zak vol spiegeltjes en kralen op de tjoeki tjoeki stoomboot” gezet moesten worden. Daarmee verschilt de stijlfiguur van “gewone” ironie waarbij je het tegenovergestelde bedoelt van wat je zegt.’
Reviaanse ironie is dus geen ‘gewone’ ironie. Evenmin is het ongewone ironie. Het is überhaupt geen ironie. Het is gewoon een hyperbool, zoals Rosa van Gool al uitlegde, ook in NRC . Je zegt wat je bedoelt, maar dan overdreven. Dat Reves provocatieve uitspraken niet ironisch waren, bewees hij later door zonder hyperbolische toon meermaals de apartheid in Zuid-Afrika te verdedigen, en te beweren dat zwarte mensen ‘erfelijk minder begaafd’ zijn dan witte.
‘Reviaanse ironie’ is een verzinsel van literatuurliefhebbers die Reves schrijverschap niet kunnen rijmen met zijn ideologie. Zijn apologeten kunnen niet accepteren dat hun idool een racistische dwaas was, dus wringen ze zich in allerlei bochten om aan die werkelijkheid te ontsnappen. Als Reve geen groot schrijver was geweest maar een voetballer, zou niemand zo veel woorden vuil maken aan ‘het raadsel’ van zijn racisme. Het zou dan gewoon benoemd worden. Maar omdat we literair talent met intelligentie associëren, en racisme met domheid, spreken we bij Reve nog altijd van ‘vermeend racisme’.
Ook journalistiek en politiek worden geassocieerd met intelligentie, waardoor racistische uitspraken vanuit die hoek vaak niet als zodanig gezien worden. Gebruikt een arbeider uit Duindorp het woord ‘klapperaap’, dan wordt hij veroordeeld. Gebruikt een bekend columnist het woord ‘dobberneger’, dan heet dat ironie.
Het woord ironie heeft z’n betekenis verloren. Het is een holle kreet om je te verdedigen tegen kritiek. ‘Ironie! Buut vrij!’ Wat je in feite zegt is: wie serieus ingaat op mijn woorden is een sukkel. Maar de goede verstaander weet dat die woorden wel degelijk serieus genomen moet worden. Het zijn niet alleen haar critici die Nanninga’s uitspraken niet als ironisch opvatten; het zijn ook de mensen die op haar zullen stemmen.
Julius Koetsier
Call of duty, 28 november 2017
Wilde jij vroeger altijd politieagent worden en zie je jezelf tijdens je dagdromen nog wel eens in blauw ornaat over straat marcheren? Goed nieuws. De politie ontwikkelt namelijk drie apps waarmee ze burgers gaan vragen hun steentje bij te dragen in opsporingswerk. Help met het vinden van vermisten met ‘Samen Zoeken’, leer hoe je zelf getuigen kunt horen na een inbraak met ‘Verhoor’ en spoor gestolen auto’s op met ‘Automon’. Degene met de meeste punten maakt kans op spectaculaire prijzen. Gotta catch ‘em all!
Hoofd innovatie van de Nationale Politie belooft ons dat de ontwikkeling van de apps onderdeel is van een nieuwe strategie en dat het echt niets met luiheid te maken heeft. ‘Wij komen gewoonweg niet aan alles toe’, aldus Hans Schönfeld. Stel je voor dat de snackbareigenaar je op zondagavond vriendelijk vraagt of je zelf even de frikandel in het vet wilt gooien. Het is namelijk nogal druk. Bovendien, wat zegt het over de expertise van de politie als we hun taken kunnen overnemen op basis van een FAQ?
Het invoeren van dit soort spelelementen staat niet op zichzelf en past in een bredere ontwikkeling: ‘gamification’. De trend ontstond toen bedrijven zichzelf begonnen af te vragen hoe het toch kan dat iemand, alleen bewapend met een zak Wokkels en een gamecontroller, achttien uur per dag World of Warcraft kan spelen. Door dezelfde psychologische elementen toe te passen op klanten en werknemers wisten bedrijven hen uiteindelijk succesvoller bij hun processen te betrekken. Sindsdien zijn ook overheden geïnteresseerd geraakt in gamification om de burger te betrekken. Probleem is dat onderzoek laat zien dat gamification alleen op korte termijn een positief effect heeft. Voor bedrijven geen probleem, voor de overheid minder wenselijk.
Waar de schoen pas echt wringt is wat de ontwikkeling van de apps zegt over de manier waarop de overheid naar burgers kijkt. We worden opgevoed om goed en slecht te onderscheiden, we krijgen les in maatschappijleer om burgerlijke verantwoordelijkheid te ondervinden en we worden voorbereid om een volwassen plek in de samenleving in te nemen. Vervolgens drukt de overheid ons als verveelde kleuters een tablet in onze handen en zitten we pardoes weer in groep drie.
Natuurlijk zit niet elke Nederlander dagelijks moeilijk in een bruine lederen stoel te overpeinzen wat zijn burgerlijke rechten en plichten met zich meebrengen. Maar als we iedereen als kinderen gaan behandelen, conditioneren we ze om met een belevingsbril naar de samenleving te kijken. Burgerschap als een Call Of Duty, waar we punten mee kunnen verdienen en prijzen mee kunnen winnen. Wie goed is krijgt lekkers...
Jens Bezemer