Een vriend kun je ontvrienden maar Geschwister zitten hun hele leven aan elkaar vast. Maartje vertelt over de tijd dat ze haar zusje hartgrondig haatte. Haar zusje reageert in audio.
Er waren dagen dat ik haar dood wenste, en ik wist zeker dat mijn zusje ook zo over mij dacht... Tot ik haar de laatste versie van dit artikel liet lezen.
Elk gezin heeft zo zijn ruzies; vooral pubers kunnen elkaar het leven zuur maken. De rivaliteit die je als kind voelt ten opzichte van je broers en zussen is waarschijnlijk doodnormaal. Iedereen wil zoveel mogelijk aandacht van zijn ouders. Daar hebben we alle reden toe. Ook jonge vogeltjes sperren hun bekjes wijd open wanneer moeders komt aanvliegen. Het kleinste vogeltje wordt weggeduwd, krijgt daarom het minste eten en kukelt uiteindelijk uit het nest, te zwak om zijn vleugeltjes uit te slaan. Middels de existentiële strijd met je Geschwistern bereid je je voor op de harde wereld buiten het ouderlijk huis waar je niet alleen om de aandacht van je ouders zal moeten vechten. Al schermend en sparrend met je broers of zussen word je volwassen.
Wat zich in de jaren negentig en nul tussen mijn zusje en mij afspeelde, had echter weinig te maken met volwassen worden, en nog minder met kind zijn. Onze spanning kwam niet voort uit irritatie of zusterlijke jaloezie. Het was alsof wij met die wederzijdse afschuw waren geboren, als Kaïn en Abel. Wij haatten elkaar alsof we in een Griekse tragedie of een toneelstuk van Shakespeare speelden: hartgrondig en zonder genade. Het was de dagelijkse haat jegens mijn twee jaar jongere zusje waarmee ik wakker werd en ging slapen; een mengeling van onbegrip, afgunst en walging om haar bestaan in de kamer naast de mijne. Er was een najaar dat zij enorm verkouden was en ’s nachts uren achtereen haar neus snoot, toen haatte ik haar nog meer. Met gebalde vuisten lag ik in bed haar te verwensen.
Behalve enkele obsessieve trekjes waar ons hele gezin mee gezegend is, valt er niets onaangenaams in mijn zusjes karakter te ontdekken. Wanneer ik oudere zussen of ouders van haar vriendinnen sprak, zeiden die steevast dat mijn zusje zo’n vriendelijk en beleefd meisje was. Iedereen was dol op haar. Zelf sta ik ook niet als bijzonder haatdragend bekend, en van jongs af aan doe ik overdreven mijn best om de lieve vrede te bewaren. Maar tegen mijn zusje was ik echt gemeen. Wanneer zij de kamer binnenkwam, begon mijn hart hoog in mijn borst te kloppen, in mijn hoofd vormden zich onmiddellijk talloze plannen om haar het leven zuur te maken. Zo heb ik een keer haar school gebeld met de mededeling dat haar afspraak met de logopediste (die zij niet had) was afgezegd, omdat ik wist dat de conciërge dit in de klas zou vertellen. We zijn thuis met vier meisjes en dat is sowieso niet eenvoudig, maar alleen tussen ons, de twee oudsten, ontstond er iets wat zo giftig was dat wij niet eens naast elkaar in de auto konden zitten.
Met ons gezin gaat het nu goed. Dat is best bijzonder, zeker als je bedenkt dat de jaren meestal geen wijsheid maar wrok brengen. Eenmaal volwassen mag er met volle overgave geruzied worden over geld en verjaardagen. Niemand eist dat ruzies worden bijgelegd. Het gezin valt uiteen omdat gesproken woorden niet meer teruggenomen worden en gezinsleden te koppig zijn om sorry te zeggen of een verontschuldiging te aanvaarden. Kijk één aflevering van het geweldige programma ‘Het Familiediner’ en huiver. Als kind moet je echter nog je best doen. Er lijkt een taboe op te rusten: een slechte relatie met je broer of zus. Je leeft onder hetzelfde dak dus zal je het met elkaar moeten doen. Maar wat als je diegene gewoon niets te zeggen hebt? Moet je dan koste wat het kost met elkaar aan tafel zitten? Wanneer je alleen je ouders met elkaar gemeen hebt, raak je snel uitgepraat.
Als peuter en kleuter waren we al niet bijzonder close, maar rond mijn tiende en haar achtste levensjaar dreven mijn zusje en ik echt uit elkaar. Daarna ging het van kwaad tot erger. Het zou te simpel zijn te stellen dat dit werd veroorzaakt door de puberteit, hoewel dat zeker invloed moet hebben gehad. Langzaam veranderden we in onszelf en meer dan ooit waren we elkaars tegenpolen. We wisten precies waar we de ander konden raken en haalden het slechtste in elkaar naar boven.
Ik begreep mijn zusje niet. Haar prioriteiten, haar manier van leven, het feit dat ze altijd ruzie had met mijn ouders. Voor mij bewees dit dat zij een slecht persoon was. Maar eigenlijk was ik jaloers op haar populariteit, haar mooie, dure kleren, het gegeven dat er altijd wel een jongen als een kwispelende puppy achter haar aanliep. Het is best frustrerend als je jongere zusje in zoveel opzichten verder is dan jij. Ik had op mijn zestiende nog nooit met iemand gezoend, zij datete op dat moment een jongen met een Audi.
Hoewel we elkaar als adolescenten nog maar weinig tegenkwamen - zij vloog als stewardess de wereld over en ik studeerde aan de kunstacademie - liep de spanning tussen mijn zus en mij alleen maar op. Ik denk dat we elkaar nu niet meer zouden spreken als mijn zus vijf jaar geleden niet zo eerlijk tegen me was geweest. We zaten tegenover elkaar en zij vertelde me, schijnbaar zonder enige emotie, dat we nooit vriendinnen zouden worden.
“Als ik jou ergens in de stad zou tegenkomen, dan zou ik je niet eens zien staan. Je bent zo anders, je bent gewoon niet mijn soort mens.”
Hoewel ik dat zelf nooit had durven zeggen, wist ik dat ze gelijk had. We zijn gewoon te verschillend. Als we geen zusjes waren, hadden we nooit aan dezelfde tafel gezeten. Juist omdat we als zussen zo geforceerd aan elkaar vastzaten, ging het mis. Vanaf het moment dat wij uitspraken dat we een hekel aan elkaar hadden (en natuurlijk kwamen na die eerste bekentenis ook andere ergernissen op tafel) klaarde het op. We werden geen vriendinnen, en zullen dat ook nooit worden. Maar omdat dat niet meer hoeft, kunnen we accepteren dat we verschillend zijn, en eens in de zoveel tijd als zussen samen dronken worden.
Volgens Elie Wiesel is niet haat maar onverschilligheid het tegendeel van liefde. De twee schijnbare uitersten liggen in werkelijkheid dichtbij elkaar. Haat kun je alleen voelen voor iemand die je kent, iemand die dicht genoeg bij je staat om onder je huid te kruipen. Wanneer dat gevoel je eenmaal in zijn macht heeft, overstemt haat alles. Het wordt alleen maar groter. Daarom kost het ook zoveel energie om iemand te haten. Maar - zo leerde mijn zusje me en ik heb dit nadien nog een paar keer in praktijk gebracht - haat lost bijna altijd op wanneer je het uitspreekt. En dan blijft er zeker niet alleen maar liefde over, maar de ergerlijke eigenschappen van de ander kun je in ieder geval met enige onverschilligheid bekijken.
--
Toen ik afgelopen week met mijn zus over dit artikel sprak, was ik even bang dat ik ons broze bestand met mijn openhartigheid kapot had getrapt. Gelukkig wilde ze er nog steeds over praten. Dat de tekst nu hier in deze vorm te lezen is, is grotendeels te danken aan mijn dappere, eerlijke zusje.