In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Job Kramer verder met de famous last words van Fenna Riethof.
En opeens dringt het door: dat het goedkomt met me. Vreselijk veel is daar niet voor nodig, redding komt vaak in de vorm van een heel klein bootje.
Vandaag wordt mijn redding aangekondigd door het geluid van de veegwagen, die zich een weg baant door de met plassen bezaaide middag. Ik kijk uit het raam en daar is hij al – eerst zie ik de oranje zwaailichten en daarna het gevaarte zelf, de woest ronddraaiende borstels voorop en achter de voorruit het stoffige silhouet van de bestuurder. Op de stoep rent een jongetje mee van een jaar of zes. Ik herken zijn iets te lange haren, die in slierten langs zijn gezicht hangen; hij woont tegenover me. Hij heeft een oudere broer geloof ik, die alles beter kan dan hij en die hem altijd loopt te pesten wanneer ze met vriendjes op straat spelen.
Nu heeft hij wel wat anders aan zijn hoofd. Hij heeft namelijk hetzelfde gezien als ik: de veegwagen is weer in de straat. Het monster vult zijn ogen en zijn oren, en het fijne is: zo hard gaan die dingen niet, rennend zijn ze prima bij te houden. Dus trotseert hij de regen en holt over de stoep mee. Zijn voetbal houdt hij als een zuigeling in zijn armen geklemd.
Veel valt er niet te vegen vandaag, de straten glimmen toch al en het is een nette buurt. Het jongetje is alweer naar binnen. Ik heb het raam open gezet maar de verwarming aan, het blijft ten slotte april. Waarom ik aan het ventje blijf denken weet ik niet. Het was geen bijzonder kind, een doodgewoon blond jongetje in een blonde Utrechtse welstandswijk. Hier wonen de mensen die het toeval aan hun zijde hebben. De straat waarin ik woon vertoont een lichte kromming, waardoor mijn raam zowel uitzicht biedt op het ene eind van de straat, met de koepel van de Sint-Aloyisiuskerk, als op het andere eind van de straat, waar het nieuwe Diakonessenziekenhuis te zien is – veiliger kan een mens zich niet voelen zou je zeggen. Toen ik een keer mijn straatnaam googelde, ontdekte ik dat het pand tegenover het mijne een Christelijk studentenhuis is, waar ouders hun kroost gedurende het eerste studiejaar gecontroleerd kunnen laten uitvliegen.
Het is gestopt met regenen. De voordeur van het jongetje blijft dicht. Zijn moeder zal hem wel geroepen hebben voor de thee. Voor zijn natte haren had ze waarschijnlijk al een handdoek klaarliggen en na één bastognekoek gaat de trommel weer dicht en in de kast. Ik bedenk me dat ik nog geen avondeten in huis heb en dat ik vuilniszakken moet halen. Mijn eigen moeder woont hier hemelsbreed maar vijftien kilometer vandaan. Ik zal haar eens bellen.
Job Kramer is Hard//hoofd-redactielid en zegt de dingen graag kort. Liefst in acht regels of minder. Dat vindt hij wel zo overzichtelijk.
Patrick Louwerse is regisseur, animator en illustrator. Hij combineert verschillende technieken en disciplines om verhalen met een wonderlijke en surrealistische inslag te verbeelden.