In het Cadavre staren schrijvers nooit naar een leeg vel papier. Ze gebruiken de laatste zin van hun voorganger als begin voor iets nieuws. Zo spelen ze een woordspelletje dat al jaren geliefd is bij verveelde kinderen en Parijse surrealisten.
Vandaag schrijft Jozien Wijkhuijs verder met de famous last words van Vic Willems.
‘En als het meezit ruim ik misschien zelfs de trapkast op.’ Ik zeg het met alle vastberadenheid die ik kan opbrengen tegen de foto van Margriet. Terwijl ik probeer mijn stoel uit de ligstand te krijgen, zoek ik met mijn rechterhand tussen de lege dozen en plastic bekers naar de afstandsbediening. Er lekt jus op mijn hand. ‘Jacques!’ roep ik. Aan het geluid van zijn nagels op de linoleumvloer hoor ik dat de Airedale Terriër zijn logge lijf van de paardendeken naast het aanrecht heeft gehesen om mijn hand af te likken.
Als ik de televisie heb aangezet, sta ik op. Voorzichtig, om de stapel kranten naast de salontafel niet om te gooien, loop ik naar het raam en steek een sigaret op. Op de televisie is een reclame voor een keukenmachine van Jamie Oliver. Hij heeft elf standen, zegt de dolenthousiaste man van de voice-over. En hij is gemakkelijk in de vaatwasser te zetten.
Een paar maanden geleden begon ik spullen mee te nemen naar de zeldzame bezoekjes aan mijn kinderen. Als eerste een paar porseleinen clowntjes, een flessenlikker en wat oude tijdschriften over orgels. Daarna kleine meubels en prulletjes die ineens schril afstaken tegen het gepruttel van mijn koffiezetapparaat in de ochtend. Mijn kinderen nemen ze met tegenzin aan. Het huis wordt er nauwelijks leger van.
Margriet hield van spullen. Ik niet, tot ze overleed. Iedere keer dat ik iets weg wilde gooien, voelde ik haar glimmende fotopapierogen in mijn rug prikken. Eerst bewaarde ik de kranten, las ik ze aan haar voor tot ik zelfs de contactadvertenties had gehad. De oude boodschappenbriefjes die ik vond, geschreven in haar hanenpoten, nam ik mee naar de winkel en ik kocht precies wat erop stond. Ondanks dat beperkte ik wat ik at tot soep uit blik en brood, stamppot en vanillevla. De restjes gingen naar Jacques, ook op de dagen dat ik niet veel overhield. De producten die ik niet gebruikte, zette ik in de trapkast.
De trapkast ligt lager dan de gang, je kunt er met een trapje in afdalen. Ik pak een vuilniszak, loop de gang in en open de witgeverfde deur. Er heeft systeem in de producten op de planken gezeten, maar dat is allang verloren. Zorgvuldig check ik de houdbaarheidsdata op de pakken hagelslag, de maïzena en de vlierbessiroop. Met één been ga ik op de hoogste trede van het trapje in de kast staan. Ik grijp me vast aan de plank met hondenvoer, die door het kliekjesdieet van Jacques goed gevuld is. Voor ik doorheb dat de steunen onder de plank het begeven, lig ik al onderaan het trapje, met de zakken voer bovenop me.
Het laatste dat ik hoor, is hoe Jacques het papier van het voedsel begint te rukken.
Over drie weken borduurt schrijver Yentl van Stokkum verder op Jozien's laatste zin.