Dit is de reactie op Elons brief van vorige week.
Amsterdam 11-11-2009
Lieve Elon
ik blader een beetje terug langs de afgelopen weken en vraag me af wat wij moeten met die briefwisseling van ons. Het is een nogal grillig geheel; enigszins ongericht, bij vlagen poëtisch, hier en daar analytisch, soms akelig pessimistisch, op plekken klein en persoonlijk. Wat moeten de lezers van hard//hoofd hiervan denken? Wie zijn wij? Wat willen wij? Waar gaat dit over? Dit zijn vragen die ik je wil stellen. Ik doe dit in het openbaar, omdat ik denk dat het interessant is onze eigen ideeën en beweegredenen onder de loep te nemen in dezelfde vorm die wij eraan geven. Ikzelf zal proberen een aanzet tot mijn eigen antwoord te formuleren.
Wat jij en ik proberen is volgens mij niet digitaal de discussies voeren die wij ’s nachts op het kruispunt in een verlaten Van Woustraat voeren, alhoewel dat wekelijks in ons fraaie aankondigingtekstje op de voorpagina staat. Die discussies zijn lang, diepgaand, niet altijd even consistent en worden vooral gevoed door het moment en het vuur van de argumentatie. Wat wij besloten hebben hier, op deze plek op deze website, te doen, is reflecteren op en van gedachten wisselen met de wereld om ons heen: wat wij zien, wat ons raakt, waar we ons mee bezig houden. Wij kennen elkaar langer dan vandaag, wij kunnen het als vrienden oneens zijn. En we kunnen als vrienden zoeken naar een gedeelde grond. We kunnen antwoorden zoeken op vragen van de ander. Of reageren op diens stelling. We kunnen ons verbazen over een onverwacht en niet gedeeld standpunt, maar het net zo goed roerend eens zijn.
Het dwingt ons om de week achter een laptop te kruipen en net iets langer na te denken over wat de ander schrijft, denkt, vindt. Tijd die, om inderdaad iets te zeggen over de wereld om ons heen, daarvoor maar al te vaak en door al te veel mensen niet wordt genomen. Dat is ook wat ik denk dat het gevoel van hard//hoofd is of moet zijn: aandacht en zorgvuldigheid voor de wereld en de mensen om ons heen. Maar de lezer zal zich moeten beseffen dat wij gezamenlijk zoeken en dat wij geen, of niet altijd, antwoorden hebben. Dat wij het soms ook niet weten en elkaar juist daarom schrijven. Wat mij brengt bij jouw brief van vorige week.
Na je brief bleef ik met prachtige beelden zitten van doodstille televisieschermen, waarop is te zien hoe politici – voor de kijker ondertiteld – driftig naar elkaar gebarend in discussie zijn. Of het iets oplost of echt iets uitmaakt, betwijfel ik, maar het is een mooi, haast sereen beeld. Ik werd er wel een beetje moedeloos van, omdat ik dat ook word als ik kijk en luister naar de dingen die jij beschrijft. Ik weet het namelijk ook niet. Mensen raken steeds verder van elkaar verwijderd. Luisteren, nuanceren, twijfelen is een doodzonde. Meningen zijn heilig; en dat terwijl ik mij nog levendig kan herinneren hoe ik als kind op de basisschool tot vervelens toe het verschil tussen een ‘mening’ en een ‘feit’ moest leren. Ik ga het hier vanzelfsprekend niet herhalen: als de lezer het niet weet, mag hij zich van mij onmiddellijk gaan zitten aftrekken bij onze vrienden van GeenStijl.
Terwijl ik dit schrijf, luister ik naar de net verschenen, officiële uitgave van het concert dat Nirvana in 1992 op het Reading Festival gaf. De fascinerende tegenstelling aan Nirvana is het feit dat zij zo’n onvoorstelbaar wereldwijd succes hebben gehad met de vaak compromisloze teringherrie die zij maakten. En op de opname van dit concert valt te horen waar het daarbij misschien wel om gaat of ging. Dat wat in een studio noch te produceren noch te temmen is: de energie, de gedrevenheid, de passie en de puurheid van de band, en die van Kurt Cobain in het bijzonder. Als je bladert door diens dagboeken (in het Nederlands uitgegeven door de Bezige Bij) dan lees je de hersenspinsels van iemand met rotsvaste overtuigingen, een hartgrondige hekel aan ongelijkheid en misplaatste autoriteit; maar ook die van een verscheurd, eenzaam en twijfelend iemand. Die stem, die man, hoor je terug. Niemand schreeuwt zo eerlijk als Kurt Cobain.
Hij was in 1992 vijfentwintig jaar oud. Net zo oud als wij nu. Het einde is helaas bekend. En waar is die passie nu? Waar is die oprechtheid en gedrevenheid? Wie bezit die nog? Waar hoor je die nog? Het zijn vragen, geen antwoorden.
Liefs,
Melle