Julie verruilt het café voor een bezoek aan een zelfgebouwde sauna in het bos. Zal ze hier misschien de liefde vinden?
“Ik denk dat ik een sauna in het bos ga bouwen”, zei Felix op de warmste nacht van de herfst.
“Ik ga met je mee”, zei ik.
“Ik ook”, zei Diego, een vriend van Felix.
De gedachte om de hele nacht in een bos te zijn, maakte me rustig. De laatste weekends spendeerde ik vooral in cafés met mijn voornaamste attributen: alcohol, sigaretten en andere verdovende middelen.
Felix zette een stoof op een open plek in het bos en gaf me een zaag: “Gaan jullie even takken zagen voor de sauna?”, vroeg hij ons. En zo stond ik om elf uur ‘s nachts de takken van een boom te zagen en dacht: ‘dit is het leven’. Geen verdovende middelen, geen vals lachende gezichten op feestjes. Leven is de takken horen kraken.
Felix bond de takken rond de stoof. We kleedden ons uit en doken onder de schapenvellen die nu op de takken lagen. Het werd zeker vijftig graden. Ik keek naar hun naakte lichamen. Felix zong een liedje en Diego lachte naar mij. Deze mannen straalden iets zacht uit. Hier was ik veilig, geborgen in de hitte.
Ik stond op. Mijn hele lijf tintelde. Felix hing een sproeier aan een boom, hij zette de kraan voor me open en ging op een tuinstoel zitten. Diego ging naast hem zitten. De mannen werden verlicht door een fakkel die tussen de tuinstoelen stond. Het ijskoude water stroomde over mijn lichaam. Hoe kouder het water, hoe meer je gedachten bevriezen. Heerlijk.
Schaamteloos ging ik naakt tussen hen in zitten. Ik dacht aan enkele weken terug, hoe ik voor de spiegel stond in mijn badkamer, hoe ik naar mezelf keek en concludeerde: ‘Al met al is dit niet echt een noemenswaardig lichaam om te tonen’. Maar hier en nu, in dit donkere bos denk ik: ‘Kijk maar mannen, kijk maar hoeveel jullie willen. Dit is alles wat ik heb, meer is er niet’.
“Slaap je vannacht bij me?”, vroeg Felix.
“Ik wil je niet storen”, zei ik.
“Je stoort niet.”
Diego fietste naar huis en ik lag naast Felix onder een deken. Mijn knie knikte in zijn knieholte. Hij trok zich niet terug. Ik was hypergefocust op elke beweging die hij maakte. Wat wilde hij van mij?
Mijn hoofd lag in zijn hals. Zijn voeten streelden de mijne. Ik was bang dat hij sliep. Wat als elke aanraking onbewust in zijn slaap gebeurde? Ik ben geen voorstander van aanrandingen tijdens het slapen. Ik luisterde aandachtig naar zijn ademhaling. Ik denk dat hij mijn hand kuste, maar ik was zo geconcentreerd dat ik niets meer kon voelen.
Aanraken of niet aanraken? En waar dan? Nee, de vraag was niet waar ik hem kon aanraken, maar hoe ik hem kon aanraken, omdat het moest. Ik liet mijn gedachten varen, ik denk dat hij hetzelfde deed, want na een paar uur vertelden onze lichamen wat we moesten doen. We trokken naar elkaar toe, namen elkaar vast. Een schok van verlangen verwarmde mijn lichaam. Ik streelde hem door zijn haar, gewoon, omdat ik niet anders kon.
Op dat moment zag ik het verdere verloop van mijn leven volledig zitten, namelijk: vrijen, vrijen, vrijen. Ik ga vrijen terwijl ik door het open raam de blauwe herfstlucht zie, ik ga vrijen in het bos en ik ga schreeuwen van genot. Ik ga vrijen!
Maar het ging zoals vele dingen gaan. We deden het niet en stonden op.
“Word je snel verliefd?”, vroeg Felix terwijl we thee dronken.
“Weet je wat het probleem is, Felix? In onze wereld gebruiken we alleen de twee woorden ‘wel verliefd’ of ‘niet verliefd’. Maar daartussen liggen nog duizenden toestanden. Een beetje zoals de Eskimo’s vele woorden hebben voor sneeuw. Omdat er vele soorten sneeuw bestaan.”
Achteraf gezien had ik ook gewoon 'ja, onder andere nu' kunnen antwoorden. Dat was een potentieel krachtige uitspraak geweest, maar ik durfde niet. De laatste tijd verlang ik ernaar om mijn eerlijkste zelf zijn en wil ik geloven dat ik juist daardoor niets te verliezen heb.
Ik raadde mezelf aan om even te zwijgen. Het was de beste beslissing die ik kon nemen. Verklaringen voor wat hier aan de hand was, waren er toch niet. Ik probeerde me te concentreren op dit moment, op ons, op hier en nu. Ik voelde een gloed ter hoogte van mijn borst. Het was een sensatie, een contact dat zich niet opdrong of zich liet dicteren door verwachtingen of eisen aan de realiteit.
Iets in mijn lichaam vertelde wat er was, zonder woorden.
“Volgens mij hadden we nu echt contact”, zei hij.
Ik begon te huilen.
“Stil maar, je hoeft niet te huilen” zei hij. “Je geeft licht.”