Heeft een schrijver ook weekeinde, of is hij slaaf van zijn pen/laptop? Speciaal voor hard//hoofd duikt Merijn de Boer wekelijks in hoofd, huid en haar van een groot schrijver. De illustraties worden gemaakt door Leila Merkofer.
Ze zat in de woonkamer. Vanaf de bank had ze uitzicht op hun tuin en de straat. De kinderen waren buiten aan het spelen. Op het tafeltje voor haar lag een blanco vel papier, naast een bosje haast vergane tulpen die ze eigenlijk weg zou moeten gooien.
De klok tikte en zij piekerde. Ze had de slotregel van een gedicht in haar hoofd, maar ze wist bij god niet waar dat gedicht over ging, en wat de regels ervoor waren.
“Het werd, het was, het is gedaan…” sprak ze hardop.
Haar man kwam de kamer binnen wandelen. De krant hield hij als een groot scherm voor zich uit, terwijl hij al lezende, op zijn pantoffels, naar de stoel tegenover haar schuifelde. Hij zuchtte terwijl hij ging zitten.
Ze keek van hem weg en draaide haar hoofd naar het raam. De kinderen gooiden nu een bal naar elkaar over op straat.
“Het was, het werd, het is gedaan zou logischer zijn,” zei Jan opeens.
Hij hield de krant nog altijd voor zich.
“Ja, maar dan werkt het dus niet,” antwoordde ze, verrast door zijn aandacht. Jan was de karikatuur van een afwezige, in zichzelf gekeerde professor. Ze dacht er wel eens over om haar haren op een dag roze te laten verven, om te zien of hij het zou merken.
“Ze hebben op het Spui in Amsterdam een standbeeld onthuld van een straatschoffie,” zei hij van achter de krant. ““Het Lieverdje” heet het. Toch jammer dat we dat soort dingen moeten missen hier in Groningen.”
“We zitten hier voor jou,” antwoordde ze, onaardiger dan ze bedoelde.
Hij leek het niet te horen. “Misschien moeten we toch een auto kopen,” zei hij vrolijk. Hij legde de krant weg en keek haar nu aan. “Dan rijden we zo naar Amsterdam als we willen, en dan hoef jij niet meer met de bus naar Assen.”
Ze dacht aan haar dramatische stuurkunsten maar het idee sprak haar aan. “Ach ja, waarom eigenlijk niet?” zei ze.
“Regel jij het?”
“Op zondag?”
“Volgens mij werken dat soort mensen gewoon door in het weekend, toch?”
Illustratie: Leila Merkofer
Ze keek naar het vel papier maar besloot – zoals ze dagelijks deed – het dichten geen prioriteit te geven. Ze stond op, pakte het telefoonboek en ging achter de tafel met daarop de bakelieten telefoon zitten. “Spreek ik met een garagist?” vroeg ze toen ze iemand aan de lijst kreeg.
“Wie wol dat wait’n?”
“Mevrouw Droogleever Fortuyn- Leenmans,” antwoordde ze kakkineus.
Aan de andere kant van de lijn klonk een boerse klank, die waarschijnlijk zoiets als “zegt u het maar” betekende.
“Zou ik misschien een auto van u mogen kopen?”
“Wat vur ain woag’n mag ’t waisen?”
“Oh, dat hindert niet hoor. Of weet u, doet u maar een Renault.”
“Ain Renault?”
“Ja hoor, meneer, graag één Renault.”
“’k Heb hier ain Renault Dauphine, die u –”
“Een Renault Dauphine…” herhaalde ze zangerig. Omdat de een het op z’n Gronings uitsprak en de ander op z’n Frans, leek het alsof ze het over twee volkomen verschillende auto’s hadden. “Dat lijkt me uitstekend, meneer. Brengt u ’m maar langs. Wij wonen in de Quintuslaan numero 6. U weet dat wel te vinden, neem ik aan?”
“Most die woag’n nait eerst eem bekie’n dan?”
“Dat lijkt me de moeite niet. Als u een rode Renault Dauphine op voorraad heeft, wil ik daar heel graag één exemplaar van. Maar een andere kleur is uiteraard ook goed. Ik wil niet lastig zijn. Goedemiddag, meneer, en alvast hartelijk bedankt.”
Ze hing op en liep weer naar de voorkant van de kamer. De kinderen kwamen door de tuin aanhollen. “Ze komen de auto zo spoedig mogelijk brengen,” zei ze tegen Jan. Maar die was weer verdiept in zijn krant en leek haar niet te horen. Ze keek naar het blanco vel dat op het tafeltje lag.
--
Volgende week is alweer de laatste zondag met Merijn de Boer. Heb je een zondagsschrijver gemist? Hier zijn de vorige afleveringen terug te lezen.