Heeft een schrijver ook weekeinde, of is hij slaaf van zijn pen/laptop? Speciaal voor hard//hoofd duikt Merijn de Boer wekelijks in hoofd, huid en haar van een groot schrijver. Deze zondag niet, vandaag is hij voor even een hotelbaas op Vlieland. De illustraties worden gemaakt door Leila Merkofer.
Een paar dagen geleden belde hij op. "Bruin," zei hij, "ik kom weer even een paar dagen langs." Hij telefoneerde, natuurlijk, vanuit een café. Scheltema of Schiller, een van de twee moest het zijn. Door de hoorn klonken bargeluiden: het getingel van glazen die op elkaar werden gestapeld en vlak bij hem voerden twee mannen een gesprek dat bijna woordelijk was te verstaan.
"We zijn natuurlijk altijd heel blij wanneer u komt," loog ik. "We zouden het alleen erg op prijs stellen als u dan ook uw openstaande rekening betaalt. U staat inmiddels driehonderd gulden bij ons in de min."
Terwijl ik het bedrag noemde, begon hij hard te hoesten, klonk er een enorme rochel en daarna werd de verbinding plotseling verbroken. Dubbeltje op.
Ik hield zijn vaste kamer voor hem vrij, de zolderkamer vanwaar je uitzicht hebt op de wadden en de zee, maar een paar dagen later was hij er nog altijd niet. Ik ging ervan uit dat hij zich had bedacht en liever in Amsterdam bleef, waar voor een man als hij nu eenmaal meer te beleven valt dan op dit stille eiland.
Maar gisteren, op zaterdag, verscheen zijn dikke lijf ineens in de deuropening van het hotel. Zwaar ademend, in zijn lange regenjas vol vlekken en met zijn versleten hoedje op zijn kale hoofd, wurmde hij zich hardop mopperend langs de deurpost. Toen hij voor me stond, trok hij zijn portemonnee en gooide met een trots gezicht twee uiterst smerige, verfrommelde en bovendien enigszins stinkende briefjes van honderd op de tafel. Vervolgens hield hij een onsamenhangend verhaal over zijn vertraging. Eerst had hij met Henk Hofland gevochten in Schiller, waardoor zijn bril kapot was gegaan. Zijn opticien wilde hem geen nieuwe bril geven als hij niet betaalde, waardoor hij geen geld meer had voor de trein naar Alkmaar en de bus vandaar naar Harlingen. Toen bedacht hij dat hij van een uitgever nog geld tegoed had. Hij belde hem vanuit het café maar die uitgever bleek met zijn gezinnetje in een huisje in de buurt van Maastricht te zitten. Geen enkel probleem, hij nam gewoon de trein naar Maastricht (Hofland leende hem er geld voor) en omdat het al laat was toen hij daar aankwam kon hij weinig anders doen dan bij de uitgever overnachten.
Het arme gezin, dacht ik terwijl hij het vertelde. Waarschijnlijk heeft hij al hun wijn opgedronken en tot vroeg in de ochtend over politiek zitten oreren.
"Hier heb je je geld, Bruin," riep hij ter afsluiting van zijn verslag, "ik heb er het hele land voor afgereisd."
"Er ontbreekt nog honderd gulden," protesteerde ik.
"Die krijg je de volgende keer."
"Hoe lang bent u van plan te blijven?" vroeg ik en ik merkte dat mijn stem trilde. Maar hij had de kamersleutel al uit de kast gegrist en de benen genomen naar de trap. Een koffer had hij niet bij zich. Uit zijn rechterjaszak, vlak naast een winkelhaak, stak een tandenborstel en een of ander Frans boek.
"Zou ik zo een bord eten en een koud glas bier van je mogen?" riep hij halverwege de begane grond en de eerste etage. Van zijn stijgende lichaam zag ik alleen nog zijn dikke benen en zijn afgetrapte schoenen.
"Komt voor elkaar," riep ik en enigszins wanhopig zag ik al voor me hoe hij als een beest tekeer zou gaan in de eetzaal, bier en eten morsend en zijn peuken uitdrukkend in de borden of op de vloer. Het tafelkleed zou ik zoals altijd na afloop moeten weggooien. De andere gasten zouden hem verbouwereerd aanstaren. En inderdaad, het is allemaal precies gegaan zoals ik verwacht had. Zoals het al jaren gaat.
Vandaag is het zondag en de meeste gasten zijn naar de dienst in de Nicolaaskerk. Mijn beroemdste logee ligt nog in zijn bed. Ik verwacht hem aan het einde van de ochtend beneden, zo ongeveer wanneer de kerkgangers terugkeren voor koffie en appeltaart. Puffend en rokend zal hij de gelagkamer binnen komen en ik weet al wat hij zal bestellen: een omelet met extra kaas en een glas bier.
Morgen gaat hij weer weg, tenminste, dat zegt hij. Gelukkig houdt hij het nooit langer dan een paar dagen vol zonder Amsterdamse cafés, gesprekken over politiek (want daar weet ik niets van) en internationale kranten. Ik weet nu al dat hij gaat proberen om geld te lenen voor de reis terug. En ik weet ook nu al dat ik hem dat ga geven. Want hoe krijg ik hem anders de boot weer op?