Derk Fangman gaat op pad nog voordat de zon op is, want hij houdt van de ochtend. De vijfde uit een reeks van acht belevenissen die hebben plaatsgevonden terwijl jij lag te dromen.
Ik zat al vroeg op de stoep voor mijn huis te wachten. Ze had gezegd dat ze een brief zou sturen, eentje met glitters. Er reed een Volkswagen voorbij, twee fietsers, een green machine van de gemeente, een moeder met een bakfiets met twee blonde kinderen voorin, geen postbode. Het overbuurmeisje had haar gordijnen open getrokken en draaide rondjes voor de spiegel. Ze paste een trui, een rokje, een spijkerbroek en een vest. Ze kan niet ouder zijn dan een jaar of vijftien, dat meisje.
Een verdieping lager stond de overbuurman te roken op de stoep, de onderbuurman van het meisje. Hij staat altijd buiten te bellen en te roken, overdag, ’s avonds laat. Hij heeft een jongere vriendin die bij hem woont. Ze heeft kort haar en hij is kaal en dik.
Ze komt altijd laat van haar werk en dan staat hij op de stoep op haar te wachten, bellend, rokend. Soms heeft ze werkoverleg, ’s avonds, met collega’s in de keuken aan de ronde tafel bij het raam. Dan ligt de hele tafel vol met papieren, multomappen, eten ze noedels uit kartonnen bakjes. De kale, dikke man staat dan meestal iets verder in de keuken, leunend met zijn buik tegen het aanrecht. Of buiten. Rokend. Bellend.
De ouders van het meisje voor de spiegel kwamen samen door de deur naar buiten. Ik dacht na over wat er in de brief kon staan. Wat kon in godsnaam belangrijk genoeg zijn om in een brief te zetten? We hadden elkaar maar één keer gezien. In een vreemde stad. Na een uur moest ik haar op de laatste bus naar huis zetten. Zie ik je nog eens? Zei ik. Ze lachte en toen zei ze: Ja. En daarna: Maar dan neem ik m’n vrienden mee, die moeten jou ook echt zien.
Die glitters, was dat dan een goed teken?
De vader liep naar zijn auto, een Renault, de moeder naar haar fiets. De vader opende het portier, gooide zijn tas op de bijrijdersstoel, sloeg de deur weer dicht en liep terug naar zijn vrouw die haar tas onder de binders van haar bagagedrager propte. Hij legde een hand in haar zij en gaf haar een zoen. Ze lachte, draaide naar hem toe, zoende terug. Daarna stapte hij in zijn auto en reed weg. Zij stapte op haar fiets, daarbij zwaaide ze haar linkerbeen met een zwiep over het zadel en de bagagedrager, het was een mannenfiets met stang.
Het dochtertje stond nog steeds voor de spiegel en had gekozen voor het rokje en het vest. Ze maakte een vlecht in haar haren, die ze over haar schouder trok terwijl ze vlocht, om het beter te zien. Ze had alle tijd vandaag, met de krokusvakantie.
Twee mannen in uniform kwamen de hoek om en slenterden in mijn richting. Er was een oudere en een jongere, de oudere had een pet, de jongere niet. Gemeentewerkers die letten op orde en veiligheid, of dubbel geparkeerde auto’s, vuilnis. Mannen in uniform zonder revolver.
Deze waren van het vuilnis. Ze stopten bij een vuilniszak die tegen een boom aanlag, vlak naast me.
- Is die zak van jou?
- Nee.
- Weet je van wie wel?
- Nee.
Toen gingen ze heel druk overleggen.
De oudere van de twee ging door zijn knieën en maakte een scheur in de zak. De jongere zag dat ik toekeek en legde uit dat ze de zak openmaakten op zoek naar misschien een enveloppe met misschien een adres en dan konden ze de dader aanspreken op het onbehoorlijke gedrag. Een fikse boete zou uiteraard volgen, daar hoefde ik me volgens het uniform geen zorgen over te maken.
Door de scheur kwam een kartonnen pak en uit het pak lekte yoghurt en de yoghurt lekte op de schoen van de man. Hij vloekte en hij voelde in de binnenzak van zijn jasje, waarschijnlijk voor een zakdoek. Toen hij die niet vond gebaarde hij naar het jongere uniform en die keek eerst een beetje beteuterd en gaf tenslotte de zijne. Het oudere uniform wreef zijn schoen schoon en gaf de zakdoek weer terug. Heel voorzichtig ging hij met zijn hand in de scheur en na enig wroeten haalde hij er inderdaad een enveloppe uit. Hij moest lachen en hij klopte met de enveloppe op het bovenbeen van zijn collega, hij kwam overeind, hij wees hij naar een huis schuin aan de overkant. Samen liepen ze richting het huis dat hij had aangewezen en het jongere uniform floot en het oudere liep naast hem met de vuilniszak in zijn hand. Ze staken over. Ze lieten een spoor van yoghurt achter. Een uur later kwam de postbode op zijn fiets en hij stopte voor mijn huis maar hij had geen brief en ook geen glitters. Later die ochtend kwam er wel nog een vriend. We speelden drie potjes dammen op de stoep. Het eerste potje won ik en daarna was het twee keer remise.