Omdat ik me steeds minder goed kon herinneren hoe Rosie er naakt uitzag, nam ik Geraldine mee naar huis. Ze wilde thee - ‘nee echt alleen een kopje thee’ -, maar nog voordat ik water op had kunnen zetten zei ze dat ik haar ook best anaal mocht nemen. Ik moest dan wel eerst leren haar op andere plekken aan te raken, want ze had een tweede prikkel nodig tegen de pijn. Ze zei: ‘En soms valt pijn nu eenmaal alleen te bestrijden met pijn.’ Ik bedacht dat ik ook wel eens mijn nagels in het vel van mijn arm had gezet, wanneer ik mijn teen stootte of zo, en hoewel het hielp was het uiteindelijk gewoon een verschuiving van het probleem. Ze wilde rooibos met een beetje honing, Geraldine.
Eigenlijk heette ze niet eens Geraldine. Ik noemde haar zo omdat ik haar echte naam was vergeten of misschien was die nooit ter sprake gekomen. Ik vergat in die tijd continu alle namen van alle meisjes die ik leerde kennen dus verzon ik namen die mogelijk beter bij hen pasten: Julie. Saar. Evelien. Roxanne. Felicia.
Het kwam door Rosie, over wie ik in gedachten, of tegen iedereen die het horen wilde, alleen nog mocht spreken als mijn ex-vriendin. Wat ook niet helemaal klopte, want daarvoor moest ze eerst mijn vriendin zijn en dat was niet zo, vond Rosie. Ze zei: ‘Ik ben geen bezit en zeker niet van jou. Het is goed zo, en dat weet je best.’ Meestal knikte ik dan.
Later zou ik alle meisjes stuk voor stuk het meisje gaan noemen want met een naam ga je je maar hechten en dat levert akelige situaties op. Ik had een onderbuurman en die had hetzelfde, maar dan met honden. De hond van mijn buurman heette Buck, maar die ging om de haverklap dood en dan kocht hij de volgende dag een nieuwe en die noemde hij dan weer Buck.
Met Rosie maakte ik het uit omdat ik wist dat ze het nooit zelf zou doen – in haar wereld was het niet eens aan. Toen ik besefte dat ik haar terug wilde was het mooi te laat. Ze zei: ‘Ik had de afgelopen vijf jaar net zo goed niet kunnen leven.’ Ze zei het door de telefoon terwijl ik tv keek met het geluid uit. Dat was vlak voordat Buck vergiftigd werd met zijn eigen vlooienbestrijdingsmiddel.
Geraldine lag op haar buik. Ik telde haar ruggenwervels, ze droeg alleen een panty, ik kon zien dat ze er niets onder droeg. Met beide handen trok ik haar panty bij de naad open en haar witte billen verschenen met daartussen haar anus, blozend roze, als de mond van een baby. Ik zoende die mond. Ik begroef mijn gezicht tussen haar billen en hapte tot ze haar kronkelende lichaam niet langer in bedwang kon houden en kreunde. Ze zei: ‘Ik geloof dat ik toch liever een kopje rooibos had.’ Met mijn tong schreef ik over de breedte van haar kont ik hou van je, maar met het opdrogen van mijn speeksel verdween ook het gevoel. Ik zei: ‘De hond van mijn buurman heet Buck, maar die gaat nooit lang mee.’
Beeld: Josse Blase
Achteraf gezien was er natuurlijk helemaal geen sprake van gevoel. Geraldine had net zo goed Fleur of Angelique kunnen zijn, maar dat zou ook betekenen dat vandaag net zo goed gisteren of eergisteren had kunnen zijn en als je zo ging redeneren werd je ook maar depressief.
Geraldine lag nog steeds op haar buik, haar gezicht in het kussen gedrukt, de panty in flarden om haar middel als bij een zeemeermin die uit haar staart was gesprongen en benen had gegroeid. Ik vroeg haar of we het nu dan anaal gingen doen, maar ze zei: ‘Misschien een volgende keer. Ik denk niet dat je er al klaar voor bent.’
Er waren ook dagen dat ik geen Geraldine, Fleur, Angelique of al die anderen op mijn pad vond en meestal draaide ik dan het nummer van Rosie. De laatste keer dat ik dat had gedaan zei ze dat ze die dag naar het politiebureau zou gaan om een contactverbod aan te vragen. Ze zei: ‘En wat heb je daar dan op te zeggen?’ Ik zei: ‘Er is gisteren in Artis een olifantje geboren en misschien heb je zin om morgen samen te gaan kijken?’ Het was dezelfde dag dat Buck van drie hoog uit het raam naar beneden zou vallen.
Geraldine zei dat ze ervandoor moest maar terwijl ze het zei trok ze mij naar zich toe en begeleidde ze mijn lul in haar. We rolden van het matras op de houten vloer, met haar nagels trok ze strepen over mijn gezicht, ze stak haar tong heel diep in mijn oor en daarna fluisterde ze dat ze zo verschrikkelijk geil werd van de splinters in haar rug. Ze zei: ‘Als ik alle pijn in de wereld tegelijk zou kunnen voelen zonder er onder te bezwijken zou dat een pluspunt zijn.’ Toen ik klaarkwam kneep ze even fel in mijn lul en vroeg ze of ik niet een condoom om had kunnen doen en ik vroeg haar of ze eigenlijk wel aan de pil was en toen haalden we allebei onze schouders op.
We stonden beneden bij de deur toen Geraldine zei: ‘Dan zal ik maar in de regen verdwijnen.’
‘Ja,’ zei ik, ‘dat is goed,’ en om maar iets te doen pakte ik Buck van de grond die met ons mee naar beneden was gelopen. Hij was een puppy vandaag. Toen Geraldine in de regen was verdwenen bleven we nog wat op de trap zitten. Ik aaide hem over zijn kopje. We hadden de deur wijd open laten staan en keken naar buiten. De muren leken lijsten en de deuropening een levend schilderij waarin het steeds harder ging regenen. Er fietste een vrouw met rode laarsjes door ons schilderij. Buck blafte naar het schilderij. Ik sloot mijn hand om zijn nekje. Ik fluisterde: ‘Doe je oogjes nu maar dicht dan is het snel voorbij.’
Met dit verhaal won Derk Fangman de Boekenweekschrijfwedstrijd, die dit jaar in het teken stond van het thema 'waanzin'. De jury noemde het een 'even rauw als fijnbesnaard' verhaal. Behalve Derk wonnen ook Olga Kortz en Sara van Gennip.
Derk Fangman kon als klein jongetje eerder praten dan zijn meeste leeftijdsgenoten. Meeuwvogel was zijn lievelingswoord, daar scoorde hij veelvuldig mee.
Josse Blase is een illustrator, afgestudeerd aan de Hogeschool van Kunsten in Utrecht. Zijn stijl kenmerkt zich in humor, kleur, speelsheid en een groot gevoel voor detail.