Derk gaat op pad nog voordat de zon op is, want hij houdt van de ochtend. De eerste uit een reeks van acht belevenissen die hebben plaatsgevonden terwijl jij lag te dromen.
De pont vaart. Ik sta aan dek. Het is half zeven ’s ochtends en iedereen staart naar het punt van aankomst. De NDSM-werf.
Achter ons is het Centraal Station van Amsterdam.
(Aan die kant zijn lichtjes)
Iedereen is stil. Er is eenzelfde sfeer als in de trein om half zeven ’s ochtends. Alleen dan met regen, wind.
Het water van het IJ in je gezicht.
1. De man voor mij. Met de fietstas vol kranten. Hij draagt vingerloze handschoenen. Zijn vingers trommelen op de handvatten van zijn fiets.
2. De man met kapiteinspak in het kantoortje binnen.
Hij is niet de kapitein, hij is er voor calamiteiten. Hij drinkt koffie. Er zijn drie koffiezetapparaten, een Senseo en twee filterapparaten.
3. Ik. Ik steek een sigaret op, bescherm het vlammetje met mijn hand.
4. De kapitein. Die zit boven in zijn hut, stuurt de pont de hele dag heen-en-weer.
5. De man met de rode jas.
6 - 7. Twee mannen in werkkleding. Ze praten half Nederlands, half in een andere taal. Pools vertellen ze me, als ik het vraag.
- Gaan jullie vaker ’s ochtends met de pont?
- Nee alleen vandaag voor een klus. We moeten een muur bouwen.
- Zomaar een muur?
- Ja.
- Maar waarvoor is die muur?
- Wij stellen geen vragen, zegt de een.
- Wij bouwen en dan gaan we weer door, zegt de ander.
Meeuwen vliegen op voor de pont. Schieten witte gaten in de donkere lucht.
(Meeuwen slapen op open water
dat wist ik niet)
De klep valt op de kade, iedereen dringt naar voren. Ook ik terwijl ik gewoon weer terug moet naar waar ik vandaan kom.
(Blijven staan is raar)
Ik loop mee en sluit op de kade weer aan bij degenen die richting het station gaan. Terug aan dek zie ik de man met de rode jas. Hij is wel blijven staan.
Hij zegt:
- Iets vergeten?
Ik zeg:
- Ik moet terug.
- Ik ook, zegt hij. ’s Ochtends pak ik de pont soms wel vier keer heen-en-weer.
- Waarom?
- Vroeger werkte ik op de binnenvaart.
- Juist.
- Of nou ja, eigenlijk werkte mijn vader vroeger op de binnenvaart.
- Juist.
- Maar het contact met het water verlies je niet.
Ik knik. Het geluid van de zware motoren dreunt over het IJ.
Het is weer licht, straks.