Derk Fangman gaat op pad nog voordat de zon op is, want hij houdt van de ochtend. De laatste uit een reeks van acht belevenissen die hebben plaatsgevonden terwijl jij lag te dromen.
Ik liep over het schelpenpad langs een vennetje, over de houten brug. Het regende. Het schelpenpad slingerde door de paars met groene heide, soms afgewisseld door een wildrooster of gelige kasseien die glommen in het ochtendlicht. Het was zeven uur ‘s ochtends. In de linker zak van mijn jas zat een gevulde koek.
Honderd meter verder stonden twee witte koeien en een kalf midden op het pad. Het waren geen koeien, die twee grote hadden hoorns, het waren andere runderen.
Ik was hier eerder geweest en toen had ik een bord gezien waarop stond dat je vijftien of vijfentwintig meter afstand moest houden. Niet stil gaan staan of aaien, niet voederen. Met een grote boog om die beesten heen lopen.
Op vijfentwintig meter afstand bleef ik stilstaan. Met een grote boog er omheen lopen ging niet lukken. De grond buiten het pad was zompig, ik had nieuwe schoenen aan.
Ik stond op het pad en zij ook, drie koppen keken me bewegingloos aan en ik keek terug, ook zonder te bewegen.
Ik keerde om en koos een andere weg. Ik kwam een vrouw tegen met kort grijs haar, of eigenlijk kwam ik haar bordercollie tegen, die trillend van spanning op het pad lag te wachten. De vrouw liep een stuk verder. Om de paar seconden riep ze met hoge stem: "Wachten."
Wachten.
Toen ik de hond zo’n twintig meter was gepasseerd riep ze: "Nu."
De hond raasde bezeten langs me over het pad, door de bosjes om het wildrooster heen, hij was heel snel.
Ik haalde de vrouw met de bordercollie in, ze zat geknield naast de hond op het pad, ze was hartstikke gek. Ze zei zomaar op beschuldigende toon dat ik in dit gebied geen afval op de grond mocht gooien omdat het een beschermd gebied was. Ik zei dat je helemaal nergens afval op de grond mocht gooien en dat je in dit gebied je hond aan de lijn moest doen. Ze haalde haar schouders op, toen draaide ze zich om en ging ze weer lopen en zei ze tegen de border collie dat hij moest blijven liggen. Wachten. Vermoeiend leek me dat, zo’n baasje.
Ik stond voor het bord dat ik de vorige keer ook al had gezien. Het was inderdaad vijfentwintig meter afstand en degene die de tekst op het bord had gezet wist blijkbaar ook niet goed om wat voor runderen het ging. Er stond grazers.
Ik ging op een bankje zitten en at mijn gevulde koek, in de verte zag ik die beesten weer, veel meer nu, ze stonden daar gewoon, een kudde doorweekte runderen op een schelpenpad.
Ik ging weer lopen, over het pad, door het hek. Ik liep door een buurt die ik niet kende, een mooie buurt, met veel groen en brede lanen en de huizen die er stonden waren ook mooi.
Thuis trok ik mijn natte kleren uit. Ik dronk een glas water. Ik typte op Google het woord grazers in.