Hoe word je de auteur van je eigen daden? Of: wanneer is een keuze echt een keuze en niet zomaar willekeur? Floris Solleveld zet zijn strategieën voor beter redeneren uiteen.
Het leven is vol van tragedies. Ik bestel een lamsspies en vraag me direct af of ik niet beter de coq au vin had kunnen nemen – en zodra de lamsspies geserveerd wordt, weet ik zeker dat ik liever de coq au vin had genomen. Dat is overkomelijk, maar binnen de microkosmos van die keuze is het tragisch. Wat ik ook doe, er is geen manier om aan de teleurstelling over mijn eigen keuzes te ontkomen.
We verhogen de inzet wat. Een fascinerend persoon vraagt of ik naar een of ander poëziefestival ergens ver weg in het Westelijk Havengebied kom. Dat festival interesseert me natuurlijk geen klap maar die persoon wel, en ik moet eigenlijk eerst nog wat achttiende-eeuwse boeken doornemen voor mijn proefschrift. Dus ik sms terug ‘misschien’ en spring op de fiets met het plan om alleen even langs te flitsen, hoi te zeggen en weer weg te gaan. Blijkt een uur fietsen later dat er vijftien euro entree geheven wordt. Da’s toch wel veel geld om even hoi te zeggen. Dus ik zeg ‘nee bedankt’ en fiets weer terug. Het was best een mooie dag om gewoon een stukje te fietsen, maar toch: leg me uit waar ik mee bezig ben.
Het was best een mooie dag om gewoon een stukje te fietsen, maar toch: leg me uit waar ik mee bezig ben.
Het tragische is dat dit alles helemaal niet zo irrationeel is. De coq au vin was misschien ook tegengevallen en eigenlijk hou ik helemaal niet van poëziefestivals. Ik weet wat ik doe en waarom ik het doe, en toch lijk ik een soort speelbal van mijn eigen keuzes te worden. Er is simpelweg geen doorslaggevende reden om het een of het ander te kiezen, en dat is nou juist wat het een echte keuze maakt. Anders konden we onze keuzes wel laten bepalen door een keuzeoptimalisatiealgoritme, en daarmee eigenlijk onze vrije wil inruilen voor een procedure.
En het wordt nog erger: een keuze wordt niet beter als je er langer over nadenkt. Als je de Nijmeegse psycholoog Ap Dijksterhuis moet geloven blijkt dat zelfs uit onderzoek. Er zijn meestal maar een paar transparante factoren die je snel kunt overzien en de rest is bam, knopen doorhakken. Maar moeten we dan maar het toeval of een impuls laten beslissen, bij gebrek aan doorslaggevende redenen? Alsof dat een vrijere beslissing is. De tragedie is inherent aan het kiezen: het is ook altijd een keuze om iets niet te doen. Elke keuze is een tragedie.
Het lijkt op wat de theoretisch linguïst Ray Jackendoff in Consciousness and the Computational Mind het ‘mind-mind-probleem’ heeft genoemd. Hij onderscheidt tussen het ‘bewuste’ en het ‘computationele’ brein. En wat dat laatste doet, bijvoorbeeld in het vormen en ontleden van zinnen, het aansturen van lichaamsdelen, en ook in het maken van beslissingen, is voor het bewuste brein niet of niet geheel transparant. We weten niet echt hoe semantiek werkt en toch begrijpen we elkaar best aardig, en je kunt pas echt fietsen als je er niet meer over hoeft na te denken.
Je kunt pas echt fietsen als je er niet meer over hoeft na te denken.
Er is dan weer ander onderzoek waaruit blijkt dat een keuze – bijvoorbeeld om een knopje om te draaien in een testsituatie – al seconden voordat de testpersoon zich dat bewust is in het brein gevormd is. Persoonlijk maak ik me daar niet zo druk om. Alsof zo’n voorgesorteerde keuze minder vrij is dan een logisch dwingende keuze of een onverklaarbare impuls. Alledaagse handelingen doe je toch al op de automatische piloot. En de meeste dingen die ik overdag doe zijn toch aanzienlijk meer op mijn persoon toegesneden, en hopelijk ook wat interessanter, dan een knopje omdraaien in een testsituatie. Er is niks tragisch aan dat aan-uit-knopje. Ik had niet stiekem gehoopt dat het eigenlijk nog uit stond.
En daarmee komen we bij de kernvraag: hoe zorg je ervoor dat het jouw keuze wordt, in plaats van een vorm van ‘gedrag vertonen’? Hoe ontkom je aan de Scylla en Charybdis van dwang en willekeur, en wel op zo’n manier dat de uitkomst er ook nog eens toe doet?
Laten we het niet meteen metafysisch opvatten, maar er een tweede-orde-vraagstuk van maken: hoe kies ik mijn keuzes? Je kunt een zestal strategieën onderscheiden, die ik in het onderstaande schema heb opgesomd.
Wat er nog niet in dit rijtje is meegenomen is De Ander. Want daar heb je ook nog mee te maken. Maar dat geeft niet zo, want als je die meeneemt in de berekening krijg je een analoog rijtje. Met ook ongeveer dezelfde bezwaren: onbekommerd met anderen omgaan is even dom als impulsief handelen, altruïsme is ook self-kicking, en conformisme is zeer beslist ook een vorm van onderdrukking. Is nou een van deze strategieën per se het beste? Ik gebruik ze allemaal weleens (sommige wat beter dan andere). Soms is het wel zo rationeel om gewoon een impuls te volgen – anders ben ik de rest van de dag bezig met niet een ijsje te kopen, of niet naar een zeker poëziefestival in Ruigoord te gaan. En dat geldt ook voor morele impulsen: als je ergens langer over moet nadenken, weet je eigenlijk al dat het moreel troebel is. Mijn vuistregel is: is je impuls niet immoreel of schadelijk, handel er dan naar.
Ik heb een tijdlang een principe aangehangen dat je in twee woorden kon samenvatten: MAXIMUM AGENCY.
Oftewel: kies de theorie die jou het meeste keuzevrijheid laat. Maar daar ben ik een beetje van teruggekomen. Want het klinkt leuk als slogan in blokletters, maar als je probeert uit te werken wat het nou eigenlijk moet betekenen krijg je Nietzscheaanse paradoxen. ‘Ik wil dat het niet zo is, dus is het niet zo’. Of: ‘Do I contradict myself? Very well, I contradict myself’. En wat wil je nu precies doen met die maximale agency? Jezelf feliciteren dat je de Übermensch bent?
Je moet toch iets, wees dan maar liever inspirerend, empathisch en niet saai.
Het punt is: ook als je geen Nietzscheaanse fantasieën hebt, ontkom je er niet aan om bij tijd en wijle ‘de auteur van je eigen daden’ te zijn. Probeer maar eens om niet te reflecteren op je keuzes, en er geen consequenties uit te trekken, en probeer, om de inzet weer wat te verhogen, dan ook nog eens sociaal te functioneren. Dus: omdat je er toch niet aan ontkomt, kun je het maar beter goed doen. Je moet toch iets, wees dan maar liever inspirerend, empathisch en niet saai.
Maar het zou wel weer erg geforceerd worden als je niet het recht had om soms wel saai te zijn. Zelfs een beetje gebrek aan empathie moet mogen van tijd tot tijd. En je hebt dan misschien niet het recht om soms gemeen te zijn, maar het zou ook saai zijn als je het helemaal niet kunt. Want dat beperkt toch wel danig je handelingspotentieel.
Het punt is óók: je hebt je opties niet voor het uitkiezen, en zelfs je gedachten niet. Het is al heel wat als je iets kunt kiezen wat bij je past en niet voor al te grote morele dilemma’s komt te staan, want soms heb je ook gewoon ‘morele pech’. Ik kan niet zeggen dat ik ervoor heb gekozen een soort halve dandy te worden of als promovendus cultuurgeschiedenis te belanden op de negende verdieping van de Erasmustoren van de Radboud Universiteit Nijmegen. Terwijl ik toch echt die zijden sjaal zelf gekocht heb en dat onderzoeksvoorstel zelf ingediend, dus om nou andersom te zeggen dat ik per ongeluk die toren in ben gerold en door omstandigheden in het keurslijf van mijn getailleerde overhemden werd gedwongen, nee.
Hoe word ik de ‘auteur van mijn eigen daden’? Ik heb die vraag eerder weleens gebruikt om uit te leggen waarom mensen kunst maken. Want als je ergens ‘auteurschap’ kunt claimen, is het daar. Als jij het niet maakt, gebeurt het niet, tenminste niet op die manier. En daarom is kunstenaar zijn ook zo vet frustrerend, want als je eenmaal weet hoe het moet, is het een kunstje geworden en kun je wel weer inpakken. En daarom is het in de kunst ook rationeel om idiote dingen te doen. De gracht in fietsen of vierentwintig uur stilstaan op de Noordpool of zo, en dat bij voorkeur uit volle overtuiging. Want je moet je ergens mee onderscheiden. Immers: iemand moet het doen.
Zegt dat ook iets over het leven buiten de veilige witte muren van de kunstwereld? Ja, op twee manieren. Allereerst de voorspelbare boodschap. De maatschappij zou er flink op vooruitgaan als we allemaal wat lyrischer zouden leven. (Je moet alleen wel weten wanneer je daarmee moet ophouden, want anders wordt het een non-stop egotrip. Mensen die denken dat hun leven zélf een kunstwerk is zijn doorgaans tamelijk vermoeiend.)
Het is, banaler gezegd, een soort van schuren aan jezelf.
Waar het me echt om gaat, en dat is dus de tweede manier, is keuzes maken. Want iedereen die weleens iets maakt weet dat het er anders uit komt dan je dacht. Het materiaal denkt zogezegd mee. Stelliger nog, wat je van tevoren kunt bedenken is voorspelbaar. Als je niet met het ding in de clinch raakt, als het niet schuurt, is het ook niet interessant. De vrijheid – en dat is dus, ahem, wat de Kunst ons Leert – zit juist in de frictie. Het is, banaler gezegd, een soort van schuren aan jezelf.
Dat is een mooie afsluitende slogan, en mijn spreektijd is nu ook wel zo’n beetje op. Maar ik wil toch nog wel even wat toelichten. Als je hier een School of Life-verhaal van wilt maken: dream big, vertrouw je intuïtie, leef dichterlijk en omarm de frictie – prima, maar het napraten van Alain de Botton lijkt me niet de manier om de auteur van jezelf te worden. Je kunt dit ook zien als een pleidooi voor bildung: ga eens wat vaker naar museum of theater, en lees daarna een goed boek – ook prima, maar waarschijnlijk vond je dat toch al, dus dan vraag ik me af waar je die zelfbevestiging voor nodig hebt. Dus nee, ik wil eerder een theoretisch punt maken, en dat is dat we anders moeten denken over redeneren. Dat we redeneren niet alleen moeten zien als een kwestie van premissen en gevolgtrekkingen, maar ook als een creatief proces, eigenlijk als een soort van kunst. Zodat het soms ook rationeel kan zijn om iets stoms te doen. Want elke keuze is een tragedie en dat is ook goed zo, maar schuren blijft het toch.