Ko van ‘t Hek bekijkt elke maand kunst. Deze keer zag hij het kunstwerk Springtime van Jeroen Eisinga in Museum Boijmans van Beuningen.
Het is een heldere vrijdag in april en ik zit gevangen in een claustrofobisch en krankzinnig videokunstwerk. Een beeld dat me altijd bij zal blijven, omdat het iconisch is én omdat het zo unheimisch is. Een beeld dat niet is te ‘ontzien’. Er komt een koelte vanaf die botst met wat ik zie, een koelte die botst met buiten.
Het zwart-wit beeld toont een kale man in een snuggie van bijen. Hij is volledig door de bijen bezeten en ik zie angst in zijn ogen. Maar naar mate de minuten verstrijken lijkt hij er kalmte in te vinden dat hij wordt opgeslorpt door de bende bijen. Hij zit stil, maar geleidelijk verdrinkt hij in zijn zwarte, levende sprei. De bijen nemen hem helemaal over. Als een externe tumor, als een kamikazeleger die al martelend zijn drager de dood injaagt.
Ik zie een onheilspellende sereniteit, waarvan ik niet wist dat die kon bestaan. Eén die nog het meest lijkt op het oog van een orkaan. Terwijl de bijen voorbijrazen en over hem heen kroelen, lijkt niets hem te kunnen gebeuren. Maar ondertussen kan het niet anders dan dat er bulten ontstaan onder de insectendeken. De enorme rust van de video is een soort onaardse antipaniek.
Als ik sta te kijken, lopen er allerlei mensen langs: van dikke Duitsers tot door hormonen gedreven scholieren met pen en opdracht in de hand. Iedereen, echt iedereen, wordt even stil als ze de bijenman zien. Iedereen bekijkt even de film door zijn iPhone en de meesten maken een foto van het museumbordje: Jeroen Eisinga, Springtime, 2010-2011.
Ondanks de rust zindert er iets in Eisinga. Zijn constant bewegende pak van bijen is onrustig, het is een groot bevend multi-organisme. De analoge film waarmee het beeld geschoten is, versterkt dit huiveringwekkende effect. Ik merk dat mijn hoofd rustig wordt, maar mijn lichaam van binnen onwillekeurig rilt. Alsof er duizenden bijen in mij zitten. Bijen die aandacht vragen, puur omdat het bijen zijn. De bijen lijken uit de borst van Eisinga te kruipen, want ze moeten toch ergens vandaan komen? En langzaam verwerven ze zijn hele gezicht. Het ziet er letterlijk zwart van.
Een pubermeisje komt naast me staan, denk ik, want echt wegkijken lukt niet. Ze wil weten of het bijen of wespen zijn. Het is de schoolklas opgevallen dat ik al een tijdje naar niets anders kan kijken. ‘Bijen,’ zeg ik, maar dat ik het ook niet zeker weet. Ze vraagt of het eigenlijk wel echt is, want het lijkt nep. Niemand trekt toch vrijwillig een morphsuit van bijen aan, en bovendien trilt het beeld. Daar kan je aan zien dat het nep is. ‘Het is wel echt hoor,’ zeg ik zachtjes. Ze kijkt nog eens en gelooft me: ‘Doodziek.’
Waar hij eerst nog zijn bange ogen geopend heeft, is zijn hele hoofd na 20 minuten bezaaid met de bijen. Aan het einde van de film zijn zijn ogen dicht. Hij is opgegaan in zijn bijenjas, opgegaan in de achtergrond en naar binnen, in zichzelf. Dan, als Eisinga bijna niet meer bestaat (kon hij nog onzichtbaarder worden? Nee dat kon niet: weg was hij), eindigt de film.
Ik loop naar buiten, de eerste echte mooie lentedag in. Ik ben niet meer bang voor één bij. Hooguit voor een zwerm, in mijn borstkas.
-
Springtime is te zien in de tentoonstelling La La La Human Steps, t/m 25 mei in Museum Boijmans Van Beuningen.
Ko van ’t Hek (1985) weet niet zo veel van kunst, maar is er wel verslaafd aan. Samen met Yuki Kho geeft hij elke maand vijf kunsttips in je inbox: Kunst Kijken met Ko & Kho. Hij studeerde filosofie en is mede-oprichter van tekstbureau Hotel Content. Daarnaast is hij een leuke jongen ook om te zien.@KOKOKO3000