Morgen verschijnt de iPhone 5. Of je al een telefoon hebt doet er niet toe. De iPhone 5 verschijnt. Hij komt. Mensen liggen met slaapzakken in de rij voor de Applewinkel, want het zal snel gaan. Net als het laatste concert van de Stones in Nederland. Ik. Moet. Er. Bij. Zijn. Als de Messias komt, zal hij vermomd zijn als de nieuwe iPhone 5.
Eerlijk gezegd begrijp ik het niet helemaal. Ik bedoel, mobiele telefonie heeft ons leven blijvend veranderd. We zijn onafhankelijker geworden, maar ook onbetrouwbaarder. Soit. Ik heb daar geen waardeoordeel over, want technologische vooruitgang is nou eenmaal een van de meest karakteristieke eigenschappen van de mensheid. Vooruitgang = vooruitgang = vooruitgang. En een telefoon = een telefoon = een telefoon. Maar waarom toch die gekte rondom een nieuwe telefoon? Omdat ie een paar extra trucjes kan, of omdat het gewoon het nieuwste van het nieuwste is, en de verwachting is dat na verloop van tijd iedereen een iPhone 5 zal hebben, dus dan maar liever als eerste?
Ik zit rondom de tafel met familie. Ooms, tantes, neven en nichten. Zo ongeveer om de persoon heeft zijn of haar holle blik gericht op een smartphone, het hedendaagse algemeen geaccepteerde speelgoed voor volwassenen. Er wordt gefilmd (ook al zo'n ergerlijke bezigheid; wanneer zijn we enige behoefte aan privacy verloren? Waarom is het zo moeilijk te accepteren dat mooie, net als lelijke momenten komen en gaan en dat er geen enkele getuigenis achter zal blijven dan die in onze herinnering?), er worden foto's gemaakt, er wordt geinternet, gewatsept, en er worden spelletjes gespeeld. Er wordt vooral heel veel gespeeld. Mijn grootmoeder, een heilige in al haar bescheidenheid, kijk de tafel rond. Haar blik straalt onbegrip en machteloosheid uit. Maar ook zij begrijpt wat iedereen al weet, maar blijkbaar niet genoeg kan schelen: ze mist aansluiting. Deze prachtige vrouw is überhaupt nog nooit op internet geweest. Hoe kan zij begrijpen waar al dat speelgoed goed voor is? En ik voel wel empathie voor haar.
Eigenlijk, moet ik zeggen, erger ik me kapot. Ik erger me kapot aan het feit dat het nauwelijks nog mogelijk is om een normaal en onverstoord gesprek te voeren. Zonder dat iemand tegelijkertijd aan het chatten is, zonder dat elk punt van onenigheid beslecht kan worden door Wikipedia, zonder dat iedereen de hele tijd zit te pielen. Zelfs de fucking Hardhoofd-redactievergadering kan niet gevoerd worden zonder dat de hoofdredacteur schuine blikken werpt onder tafel omdat hij verwikkeld is in een potje iScrabble met z’n echte vrienden.
Nee, geef mij dan maar liever een ouwerwetse bromtol of een mooie speeldgoedtrein. Of nog beter: een lekker potje Mens erger je niet!