Het werd me allemaal te veel. Ik zag het even niet meer zitten. Mijn hoofd was één grote to do-lijst, buiten was het koud en grijs en ik wilde niet meer. De enige remedie die ik kon bedenken was een geliefde om tegenaan te liggen. Helaas had ik die niet. Ik had wel een kat met een snor, maar die richtte al zijn aandacht op de centrale verwarming.
Afwezig swipete ik door mijn Twitterfeed. Vrijheid van meningsuiting, Russische raketaanval, de kitten van Sylvia Witteman, ‘23 Things Tall Girls Won’t Ever Say’, bla, bla, bla. Wat een wereld, dacht ik bij mezelf en mijn gemoedstoestand daalde verder richting vriespunt.
Toen kwam het aapje op het scherm. Een hartverscheurend klein oranje aapje. ‘We hope you have a better Saturday’ was de begeleidende tekst van The Huffington Post. Ik klikte op de link en kwam op het artikel ‘10 Badass Emerging Female Artists You Should Know’. Nummer negen was Nikki Maloof met ‘Lonely Monkey’. Het eenzame aapje vulde mijn hele scherm met zijn verstilde treurnis. Ik grinnikte. Kiek toch dat gezichtje, dacht ik in mijn moeders Achterhoekse accent. Kiek die knietjes. Dat kleine roze blommeke links van z’n pluizige oortje. Die opgetrokken wenkbrauwtjes en dat pruilende mondje.
Ik ging naar Maloofs website en vond nog meer verdrietige, verlaten aapjes. De existentiële twijfel straalde ervan af. Eentje klampte zich angstig vast aan een tak, de ander staarde stilletjes voor zich uit met waterige oogjes. Er was ook een grote harige witte die duidelijk kampte met een zware depressie. Ze waren allemaal even prachtig.
Plotseling herinnerde ik me mijn eigen Aap. Een bruine knuffelaap die gedurende mijn hele kindertijd aan mijn zijde stond. Hij heette Aap. Rond mijn negende besloot ik dat dit toch wel een erg weinig originele naam was en verzon ik een nieuwe: ‘Sambi’. Maar elke keer als ik naar zijn wollige gezicht keek zei het stemmetje in mijn hoofd hardnekkig ‘Aap’. Dus maakte ik een t-shirt voor hem met in koeienletters ‘SAMBI’ erop. Het mocht niet baten. Na een paar maanden gaf ik het op en trok zijn t-shirt uit. Aap bleef Aap.
Ik vond Aap terug in een doos onder mijn bed. Het gestreepte hemdje dat mijn opa voor hem had gebreid zat scheef om zijn dikke buikje. Zijn zwarte kraaloogjes glinsterden dofjes. ‘Stil maar Aap,’ fluisterde ik in de flapjes van zijn oren, terwijl ik hem naast de kat bij de verwarming installeerde, ’zo erg is het allemaal niet.’
--
P.S. Vond u dit een goed artikel? Zou u graag willen dat hard//hoofd nog vele jaren bestaat? Steun ons dan, als een échte vriend, in keiharde euro’s.