Allereerst moet ik toegeven dat ik deze roman ook via een aanbeveling heb ontdekt. Eigenlijk geef ik hier dus een tweedehands TIP. In de laatste alinea van zijn column in de Revisor schreef Jan van Mersbergen: “Voor vijf euro kocht ik in een tweedehands boekwinkeltje Het boek van Gould. Een roman in twaalf vissen. Er staan tekeningen van vissen in en van ieder hoofdstuk is de tekst in een andere kleur afgedrukt. Een prachtig papieren boek, en bovendien een vertelstem die meteen goeie ideeën geeft (…)” Bij die vissen was ik al verkocht.
Ik kocht de roman via boekwinkeltjes.nl, een site die op zichzelf al een TIP waard is. Anderhalve week later had ik het boek uit. Deze roman, geschreven door Richard Flanagan, kun je niet wegleggen. Dit epische avontuur slokt je op en slingert je terug naar het begin van de negentiende eeuw. Nu zou ik deze TIP hierbij kunnen laten, erop vertrouwend dat Jans aanbeveling ook jullie zal overhalen het boek ergens op te duikelen, maar de beeldende beschrijvingen smeken erom geciteerd te worden.
De hoofdpersoon William Buelow Gould zit gevangen op Sarah Island, een strafkolonie voor de kust van Van Diemensland. Hij is veroordeeld tot 49 jaar gevangenschap en zit in een cel die met de getijden volstroomt met zeewater. Als hij zeker weet dat zijn bewaker weg is schildert hij vissen. Elke vis luidt een nieuw hoofdstuk in van het boek dat hij aan het schrijven is. Inkt is echter niet voorradig, daarom gebruikt Gould bloed, verpulverde gestolen edelsteen, een zee-egel en stront om zijn levensverhaal op te tekenen.
Niet dat ik zal verdrinken: ik zal, zoals anderen voor mij hebben gedaan, een paar uur lang aan de tralies boven mijn hoofd hangen & mezelf omhooghouden in de dertig centimeter lucht die er bij hoogwater boven in mijn cel overblijft. Soms laat ik los & drijf rond in mijn kleine koninkrijk, in de hoop dat ik zo zal sterven. Al drijvend tel ik ook weleens mijn zegeningen: tweemaal per dag zo baden heeft me de laatste tijd kennelijk van mijn luizen bevrijd & de cel is wel vochtig & heeft vaak een ziltige zeewierachtige geur, maar niet die afschuwelijke strontlucht & ranzige bokkengeur die normaal altijd overheersen.
Gould leeft in erbarmelijke omstandigheden, maar blijft opvallend opgewekt onder de uitzichtloosheid van zijn gevangenschap. Van 1822 tot 1833 was Sarah Island de strafkolonie van het Britse rijk waar het uitschot van de maatschappij naartoe verbannen werd. Voor vluchtgevaarlijke criminelen en veelplegers was dit eiland, dat door woeste zee werd omringd, het eindstation. Het verhaal gaat dat ene Trenham in 1824 een medegevangene vermoordde met het doel zelf geëxecuteerd te worden. Als Het boek van Gould enigszins in de buurt van de waarheid komt kunnen we Trenham geen ongelijk geven. Toch blijft het leven op het eiland intrigeren. Flanagans beschrijvingen van de martelingen zijn in hun gruwelijkheid zo meesterlijk dat ik het boek niet weg kon leggen en tot diep in de nacht bleef lezen.
Uit de starende, verwijtende oogkassen in de schedels van de Schotse wever & Brullende Tom Weaver, uit Towterehs gestolen schedel & de verbrijzelde schedel van zijn kleinzoon kropen kakkerlakken. Vlooien schoten uit hun versplinterde neusbeentjes. De schedels begonnen rottingstranen van pus & bloed te wenen die door het glas trokken en & zich over mij verspreidden.
Gould is kunstenaar, naar eigen zeggen een zeer slechte. Hij slaagt er echter in zijn leven op Sarah Island iets aangenamer te maken door vissen te schilderen voor een ijdele dokter die hoopt dat wetenschappelijke publicatie van deze exotische dieren hem terug zal brengen naar de geciviliseerde Westerse wereld. In eerste instantie vervult Gould zijn taak met tegenzin, maar al snel beginnen de vissen voor hem te leven. In hun glazige ogen ziet hij opeens de karaktereigenschappen van de mensen om hem heen. Werkelijkheid en fantasie gaan steeds meer in elkaar overlopen. Net als je met Gould meedeint in zijn droomwereld schudt de schrijver je weer wakker door je de keiharde realiteit voor te schotelen.
Zijn uiterlijk was grotesk. Zijn gezicht was verminkt, & toen hij naar me toe kwam, werd het duidelijk dat zijn oren & neus er ooit waren afgesneden & er nog gedeeltelijk rauwe hompen zaten, rood & vurig, waar deze lichaamsdelen ooit hadden gezeten. De veelzeggende bulten van de pokken hadden zich als vleesetende torren over zijn hele gezicht verspreid. Marks de Spoorzoeker, die ik altijd had willen schilderen als de dandy-achtige slijmvis, leek nu slechts nog op de omkrullende, slappe & stinkende massa vlees waarin vis veranderde als die een paar dagen in het huisje van meneer Lempriere had gelegen.
Sarah Island ademt dood en verrotting en hoewel iedereen (zowel gevangenen als bewakers) er vastzit, probeert niemand de situatie te verbeteren. Dit harde cynisme werkt verslavend, misschien juist omdat het zo ver afstaat van mijn eigen leven. Nu ik het boek uit heb wil ik eigenlijk meteen opnieuw beginnen met lezen. Ik wil weer terug naar dit gruwelijke eiland en er als een van Goulds vissen in eindeloze rondjes omheen zwemmen.