Waar zijn mijn sleutels? Ik frons mijn wenkbrauwen en loop terug door de gang naar de woonkamer, voor zover ik niet word belemmerd door allerhande obstakels die in de weg liggen. Ik laat mijn ogen langs de logische oppervlakken gaan: het aanrecht, het bureau, de tafel. Overal ligt troep.
Stapels papieren op het bureau, waar ik eerder op de dag een poging deed mijn administratie op orde te krijgen. Ik vond de desbetreffende brief van de Belastingdienst niet terug. Wel vond ik een oude briefwisseling, een keur aan verdwaalde foto’s, een verlopen aanmelding voor DigiD, en een bonnetje van die ene keer dat ik na een klein fietstochtje koffie had gedronken bij ’t Kalfje in Oudekerk aan de Amstel. Dat was op 3 september 2009. Het kostte me 1,90.
Op de tafel ligt niets, die heb ik opgeruimd. Twee bossen bloemen, een stapel nog ongelezen tijdschriften, mijn laptop, een juwelendoosje met muntjes. De counter dan, bij het aanrecht. Vier voormalige fruitmanden vechten om hun recht van bestaan. Ze puilen uit. Ik heb nog eens geprobeerd orde er in aan te brengen (eentje voor sieraden, eentje voor make-up, eentje voor naaispulletjes, eentje voor.. fruit.) Het mocht niet baten. Hoewel de inhoud onderin nog herinnert aan de oorspronkelijke verdeling, staan ze inmiddels bol van de vreemde snuisterijen en alledaagse objecten als knijpers, snoeppapiertjes, en aardappelschilmesjes. Tussen de schalen staan diverse (half)lege glazen water, en komkommerschillen kronkelen er tussen door. Ik eet denk ik vijf komkommers per week. Maar, geen sleutels. Je zou denken dat ik ze zo had gevonden, gezien de omvang van de bos. Misschien op de bank. Ik heb nog wel eens de neiging om bij thuiskomst mijn tas hier op te smijten.
Foto: privé-collectie Ava Mees List
Je kunt al drie weken niet op de bank zitten. Drie weken geleden besloot ik mijn klerenkast op te ruimen. Ik maakte verschillende stapels in de gang. Jurken, ondergoed, panty’s, vestjes, rokjes, sjaaltjes, riemen, jassen. De gang is lang, maar niet lang genoeg, en ik moest ver gooien om de jurken op de juiste berg te gooien. Halverwege mijn project ging de telefoon. Of ik koffie kwam drinken. Ik keek naar de stapels. Ik wist dat ik het direct af moest maken, omdat het er anders niet meer van ging komen. Maar hij lachte zo leuk, en de zon scheen zo verleidelijk. ‘Ik kom er aan,’ zei ik. Ik gooide mijn kleren op de bank om voor de spiegel te kunnen dartelen, en heb ze sindsdien niet meer aangeraakt tenzij er een stuk uit werd gevist om aan te trekken. Mijn tas ligt niet op de kleren, dus ik acht de kans klein dat mijn sleutels er wel liggen.
Mijn tas ligt op de grond naast de tafel. Ik maak hem open. Ik vind ze heerlijk, die grote Susan Bijl tassen, maar je kan er een leger in kwijt zonder het terug te vinden. Ik kiep hem ondersteboven, altijd de beste methode. Zeven lippenstiften rollen over de houten planken van mijn vloer. Één handschoen (ik was de ander kwijt maar als ik met een hand in mijn zak fiets gaat het prima en kan ik gelijk op de next knop van mijn ipod klikken), een portemonnee, twee losse pinpassen, kapotte oorbellen, een hoop sigarettengruis. Geen sleutels.
Ik buk nog even, kijk onder de bank. Schoenen te over, maar niet waar ik naar zoek. Het wordt tijd om de hulplijn in te schakelen.
‘Liefieeeee?!?’ Ik storm de kamer van mijn huisgenote binnen. Ik moet inmiddels echt weg, ik ben weer eens te laat voor werk en dat gaat van mijn eigen etenstijd af. Dan moet ik weer alles naar binnen schrokken en gelijk aan de bak om bier te schenken voor de mensen. ‘Heb jij mijn sleutels gezien?’ Haar kamer is een oase van rust. In één oogopslag heb ik alle lege oppervlakken overzien. Twee boeken, een plantje, een telefoon. Ze kijkt me aan, lacht, en zucht tegelijkertijd. ‘Mees. In de deur. Je sleutels zitten in de deur.’