Na de val van de Egyptische en Tunesische leiders Mubarak en Ben Ali realiseren we ons plotseling dat ogenschijnlijk stabiele autoritaire regimes wel degelijk kunnen kantelen. De mogelijkheid van verandering creëert zowel een gevoel van hoop als van angst. Wat gaat er allemaal gebeuren in Egypte? In de regio? Welk land zal het volgende zijn? Onze ogen blijven gericht op de reacties vanuit het Arabische schiereiland, Israël en de buurlanden. Maar er is meer tussen terrorisme en dictatuur.
Dertig jaar lang hebben we geen oog gehad voor een bevolking die moest leven onder dictatuur en steunden wij de regimes op verschillende manieren. Nu leven we plotseling mee. Maar de blinde vlek bestaat nog steeds: dictaturen bevinden zich natuurlijk niet alleen in de Arabische wereld. Zuidelijk Afrika kent er genoeg. Een voorbeeld daarvan is het regime in Rwanda: autoritair en bovendien van harte gesteund door Westerse landen.
Aid darling Paul Kagame
Het Rwanda van nu wordt gezien als de ‘aid darling’ van het Westen en een rolmodel voor andere Afrikaanse landen. Dit komt omdat de regering in Rwanda strijdt tegen corruptie, er stabiliteit is, en de overheid graag wil investeren in de economie, de zorg en het onderwijs. Paul Kagame, de president, heeft volgens zijn ‘fans’ Bill Clinton en Tony Blair visionaire plannen met het land en is daadwerkelijk bezig met de ontwikkeling van Rwanda. In dit kader hechten mensen vaak minder waarde aan democratie en mensenrechten. Rwanda maakt immers economische groei door, en er is een relatieve mate van veiligheid. Wie had dat voor mogelijk gehouden na de genocide in 1994?
Dat is precies de valkuil van Rwanda: wie aan dit land denkt, denkt voornamelijk aan iets met Hutu’s en Tutsi’s, aan kapmessen en gruwelijke massamoord. De huidige politieke ontwikkelingen blijven onderbelicht, ook in de Nederlandse media, en als er aandacht aan wordt besteed, haalt men al snel de genocide erbij. Een maand geleden stond er een klein berichtje in de krant: de Nederlandse recherche viel het huis van een Rwandese oppositiekandidaat in Zevenhuizen binnen. Er werden enkele Kamervragen over gesteld, maar zodra staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Fred Teeven (VVD) verklaarde dat de inval gebaseerd was op een antiterrorismeverdrag van de VN, is de zaak afgehandeld. Het bleek genoeg reden voor de Nederlandse regering om gehoor te geven aan het verzoek van Paul Kagame, een president die met de dag autoritairder wordt, uit een land waar politieke oppositie bijna onmogelijk is. Als de president van China, Iran of Noord-Korea zo’n verzoek zou indienen, zouden we dan ook assisteren in een politiek proces tegen een oppositiekandidaat?
Tunnelvisie
Wanneer het om Rwanda gaat, durven we minder vragen te stellen. Paul Kagame heeft wellicht geen democratische legitimiteit, maar zijn positie wordt om morele redenen niet snel betwist: hij heeft de genocide weten te stoppen, hij is Tutsi en vertegenwoordigt zodoende de slachtoffers. De oppositiekandidaat waar we het over hebben, Victoire Ingabire, is en blijft Hutu. En voor zover onze inschatting van de genocide reikt, hebben we toch geleerd dat de Hutu’s de slechteriken waren en de Tutsi’s de slachtoffers. Zo verklaarde PvdA-kamerlid Sjoera Dikkers voor de Wereldomroep dat voorzichtigheid is geboden. Zij ziet de Rwandese president Kagame nog altijd als de man die Rwanda heeft doen opkrabbelen na de genocide van 1994. “De huidige kritiek [op Kagame]”, zei Dikkers, “wordt voornamelijk aangewakkerd door Hutu's zoals Ingabire. Ik voel grote druk van de Hutu-agenda. Ik vind het moeilijk om die agenda klakkeloos te geloven.”
Deze uitspraak van Sjoera Dikkers roept niet alleen de associatie op dat alle Hutu’s dezelfde doelen nastreven, maar ook dat we deze doelen in twijfel moeten trekken. De agenda die Dikkers ziet, vindt ze immers moeilijk te geloven. Het beeld dat ontstaat, is erg zwart-wit, terwijl de Rwandese genocide geen brute tribale strijd was, waarin Hutu’s gewetenloos hun Tutsi-buren en -vrienden hebben vermoord. Deze weergave van de feiten is in de media ook nog steeds te vinden. Onderzoek heeft echter aangetoond dat de genocide van bovenaf was georkestreerd, dat de Hutu’s er ook slachtoffer van zijn geworden, en dat de politieke elite de grootste verantwoordelijkheid draagt. Het is kortzichtig om Hutu’s collectief de schuld te geven van de genocide. Volgens internationaal recht is iedereen individueel verantwoordelijk voor zijn of haar gedrag. Het automatisch associëren van Hutu met slecht en Tutsi met goed is gevaarlijk en een eenduidige ‘Hutu-agenda’ bestaat niet. De werkelijkheid is vele malen gecompliceerder en juist in deze situatie is een genuanceerd beeld van belang.
Zo heeft de Rwandan Patriotic Army (RPA), de militaire tak van de regeringspartij de Rwandan Patriotic Front (RPF), waar Paul Kagame aan het roer staat, ook misdaden tegen de mensheid gepleegd. De RPA vermoordde na de genocide naar schatting rond de 30.000 mensen in vluchtelingenkampen in Oost-Congo en in de grensgebieden met Burundi en Tanzania. Naar eigen zeggen ging het alleen om rebellen, maar het overgrote deel van de slachtoffers bestond uit weerloze burgers. Deze misdaden zijn nooit voor een rechtbank gekomen; de Rwandese overheid, gesponsord door Westerse donoren, was voornamelijk bezig om de daders van de genocide te berechten.
Illustratie: Gemma Pauwels
Terroristen
In augustus 2010 werden er presidentsverkiezingen in Rwanda gehouden. Paul Kagame, in de volksmond ook wel PK genoemd, werd herkozen met meer dan 97 procent, een onwaarschijnlijk hoog percentage dat vermoedelijk niet eens werd bereikt door middel van directe verkiezingsfraude. Partijen die daadwerkelijk oppositie bieden tegenover PK waren namelijk uitgesloten van de verkiezingen en individuele leden werden gechanteerd en geïntimideerd. Zo werden er leden van de oppositie vermoord, de onafhankelijke media werd de mond gesnoerd, en de oppositiekandidaat Victoire Ingabire werd gearresteerd voor het ontkennen van de genocide en terroristische activiteiten.
Paul Kagame beschuldigt Victoire van banden met een groep extremistische milities die zich schuilhoudt in het Oosten van Congo, ook wel bekend als de Forces Democratiques de Liberation du Rwanda (FDLR). Deze milities bestaan voornamelijk uit Hutu’s die na de genocide de grens over zijn gevlucht, de genocide-ideologie aanhangen, en Rwanda willen ‘bevrijden’. Deze beweging vormt vooral een direct gevaar voor de burgers in Oost-Congo, maar indirect ook voor Rwanda. President Kagame weet deze dreiging goed te benutten. Zolang deze beweging bestaat (en op de lijst van terroristische organisaties van de VS blijft staan), heeft hij een voorwendsel om militair actief te blijven in Oost-Congo, namelijk het bewaken van de stabiliteit in Rwanda.
De overeenkomst met de steun van het Westen aan Mubarak is snel gevonden. Mubarak schilderde alle Moslimbroeders af als terroristen en als een bedreiging voor de stabiliteit. Hij kweekte angst onder de bevolking om tegenspraak te voorkomen, en het westen heeft hem hierin jarenlang gesteund. We steunden Mubarak en we steunen Kagame, omdat het alternatief als groter kwaad wordt gezien. Maar er is meer tussen terrorisme en een dictatuur.
Duivels dillemma
Kagame plaatst de politieke oppositie in hetzelfde kamp als de extremistische milities in Oost-Congo. Deze stigmatisering kan ertoe leiden dat de politieke oppositie met de tijd radicaler wordt. Omdat de Rwandese regering elke vorm van dialoog vermijdt wordt ze in de rol van terrorist geduwd. Het is een duivels dilemma: wordt de oppositie radicaler, dan krijgt Kagame gelijk en lijken extreme tegenmaatregelen legitiem; geeft ze de strijd op, dan wordt Rwanda nooit democratischer en zal Kagame zeggen: “Er bestaat geen politieke oppositie in Rwanda, iedereen ondersteunt de regering.” De demonstraties in de Arabische wereld drukken ons met de neus op de feiten: dat mensen zich jaren stil houden, betekent niet dat ze geen verandering willen. In Tunesië, Egypte en Libië gaan mensen nu massaal de straat op, in Rwanda hoeven we voorlopig geen massademonstraties te verwachten. De vrijheid is te beperkt, de angst te groot.
De Nederlandse regering heeft het moeilijk om haar houding tegenover Rwanda te bepalen. We zijn een van de grootste donoren van ontwikkelingshulp, maar we hebben wel de begrotingssteun aan de Rwandese overheid stopgezet. Indirect financiert Nederland echter nog wel projecten van de Rwandese regering. Zo hebben we de Rwandese nationale kiescommissie gesponsord die verkiezingen heeft georganiseerd die allesbehalve democratisch genoemd kunnen worden. Staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking Ben Knapen bracht twee weken geleden een bezoek aan Rwanda. Rwanda wil graag dat Europese landen verdachten van de genocide uitleveren, en organiseerde daarom een promotietour langs het juridische apparaat om de staatssecretaris ervan te overtuigen dat alles naar behoren verloopt.
Knapen stelde hierna dat Nederland weinig kan doen voor Victoire Ingabire, aangezien ze officieel geen Nederlandse is. Het is opmerkelijk dat Ben Knapen nu meent niks te kunnen doen voor Victoire, terwijl de Nederlandse recherche zich er wel voor leende om haar huis in Zevenhuizen binnen te vallen om bewijsmateriaal te verzamelen voor datzelfde politieke proces. Maar onafhankelijke rechtspraak in Rwanda is een illusie, en alleen daarom al zou Nederland meer aandacht moeten hebben voor de stem van de oppositie.
-Esther Marijnen studeert Conflict Studies and Human Rights aan Universiteit Utrecht en onderzoekt op dit moment de Rwandese politieke oppositie in Brussel.-