Niemand had mij iets verteld. Ik liep naar de Primera om rode pennen te kopen; als docent zonder etui moet ik om de week die wandeling maken. Onderweg passeerde ik de bakker, de viswinkel, de Turkse kapper, en de videotheek. Bij laatstgenoemde werden mijn zolen afgeremd door een veranderd beeld. Achter de etalage hingen grote gele vellen papier. ‘Totale opheffingsuitverkoop! Alles moet weg! Drie films voor een tientje!’ schreeuwden de letters. Normaal ben ik geneigd om dat soort boodschappen te negeren. Voor je het weet kom je thuis met een complete winkel onder je arm en geen rode pen op zak. Maar in dit geval riep een morele plicht vanuit het diepst van mijn maag dat ik de videotheek binnen moest stappen.
Er was een tijd, nog niet eens zo heel erg lang geleden, dat ik zeker eens per week door deze zaak doolde om mijn filmbehoefte te kunnen bevredigen. Maar in de afgelopen paar jaar leefde ik steeds meer in de veronderstelling dat het internet de ultieme videotheek was en ik de fysieke evenknie niet meer nodig had. Illegaal downloaden is immers gratis, je hoeft er de deur niet voor uit en alle titels zijn voorradig. Bepaalde risico’s neem je daarbij voor lief. Al blijft het frustrerend om dagenlang de status van een trage torrent te checken, en als je je dan eindelijk hebt geïnstalleerd voor een portie cinematografisch genot te moeten constateren dat je de nieuwe Coen Brothers in het Swahili op je harde schijf hebt staan.
Toch waren dat soort ongemakken niet de reden dat ik de laatste tijd steeds vaker met de gedachte speelde om mijn oude gewoonte weer op te pakken en de verwaterde vriendschap tussen mij en mijn videotheek nieuw leven in te blazen. Het was vooral het ritueel dat ik miste. Besluiteloos de zijkanten van de hoesjes scannen, titels oppakken en weer terugleggen, bedenken of ik nou eigenlijk meer in de stemming was voor flauwe humor, afgerukte ledematen, of existentiële dialogen, en fluitend huiswaarts keren met twee of drie dvd’tjes en een bak ijs of zak popcorn in mijn tas voor een avondje uitgestrekt op de bank. De voorpret was het ware geluk.
Met elk filmbestand dat zich naar mijn computer laadde, bleef mijn heimwee naar vroegere tijden groeien. Maar ik bleef de videotheek harteloos passeren. Tot de gele papieren mij met hun verwijtende kreten vertelden dat het te laat was, onherroepelijk te laat. Omdat ik de videotheek de rug had toegekeerd, zonder ook maar ooit fatsoenlijk afscheid te nemen, ging die vriend die mij nooit iets had aangedaan nu weg om nooit meer terug te keren. Het minste wat ik kon doen was een stapeltje dvd’s afrekenen, maar het voelde als een huichelachtige aflaat.
De videotheekman begreep mijn tegenstrijdige emoties wel. Hij leek zich bij het noodlot te hebben neergelegd. "Je hoeft helemaal geen sorry te zeggen hoor", zei hij vanachter de meterhoge stapel die ik op de toonbank had gezet, terwijl hij mij een zakdoek probeerde aan te reiken. "Ik download zelf ook. Dat is de moderniteit. Voor het eind van het jaar zijn alle videotheken in de stad vertrokken." Ik slikte. Waarom was niet elke pasjeshouder opgebeld, met de vriendelijk maar dwingend gestelde vraag waar wij ooit zo trouwe klanten toch waren gebleven? Ik zou toch niet de enige zijn die open stond om zich te laten overhalen tot een terugkeer naar de goede ouwe tijd? Zouden er op z’n minst in de eerste dagbladen van 2012 'in memoria' worden geplaatst aan een tijdperk dat nu voorgoed achter ons lag? Of zouden we net doen alsof dat tijdperk nooit bestaan had? Omdat de wereld toch altijd verandert, omdat die dingen nu eenmaal zo gaan, omdat het gewoon niet belangrijk is?
Laten we de videotheek nooit vergeten. Laten we haar eren in onze herinneringen, in gesprekken en in literatuur. De videotheek was een unieke plek en elke videotheek was weer anders. Er was de bij-gebrek-aan-beter-videotheek, de hier-kan-je-niet-onbeschimpt-een-lekkere-slechte-film-huren-videotheek, de je-moet-hier-een-Engelstalige-titel-langzaam-spellen-videotheek, de je-wordt-hier-ongevraagd-getrakteerd-op-hoorcolleges-over-de-paradoxen-van-tijdreizen-videotheek, de ze-verkopen-hier-vast-vuurwapens-onder-de-toonbank-videotheek, en ga zo maar door. Het waren kleine werelden waar zich van alles afspeelde, werelden waar je geuren rook en stemmen hoorde, werelden waar je verrast kon worden en geïrriteerd kon raken en waar je nooit te lang wilde blijven hangen, maar steeds weer naar terugkeerde. Al die werelden (videotheken, boekwinkels, platenzaken) verdwijnen en wat resteert is de onuitputtelijkheid en eenzaamheid van een wereldwijd web in je woonkamer. Is dat web de wereld zelf, of speelde het ware leven zich nu juist af tussen de mensen?
Ik wil niet verbitterd raken door nostalgie, maar weiger dat wat ooit was onopgemerkt te laten gaan.